Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Skythen verdeeld in de strijd

[118] Toen de gezanten van de Skythen zich aandienden bij de verzamelde koningen van de hierboven genoemde volkeren,[1] gaven zij uitvoerige informatie over de Perzische koning. Nu hij alles aan de andere kant van het vasteland had onderworpen, had hij een brug laten slaan over de engte van de Bosporos en was naar dit deel van het vasteland overgestoken. Na zijn oversteek had hij de Thrakiërs onderworpen en was bezig een brug over de Istros te slaan met de bedoeling ook al het gebied dáár onder zijn zeggenschap te brengen.

Oproep tot eensgezindheid

“Sta niet aan de kantlijn toe te kijken hoe wij eraan gaan. Laten wij eensgezind de vijand tegemoet treden. Zo niet, dan zullen wij, omdat wij in het nauw gedreven worden, uit het land vertrekken of blijven en een deal sluiten. Wat moet er van ons worden, wanneer jullie niet willen meewerken? Op die manier zal het voor jullie er niet gemakkelijker op worden. De Perzen hebben het niet méér op ons dan op jullie gemunt: wanneer zij ons hebben onderworpen, zullen zij niet bij jullie ophouden. Groot is het bewijs dat wij geven van onze woorden: als de Perzen alleen tegen ons zouden optrekken om zich te wreken op de slavernij die zij vroeger onder ons hebben geleden, waren zij met een grote boog om alle anderen naar ons land gegaan en zouden zij iedereen hebben duidelijk gemaakt dat zij tegen de Skythen optrokken en niet tegen anderen. Zodra zij het vasteland hebben bereikt, hebben zij allen die hen steeds de weg versperden hun wil opgelegd. Zij hebben de rest van de Thrakiërs en, nog erger, onze naaste buren de Geten vast in hun greep.”

Verdeeldheid

[119] Volgend op deze boodschap van de Skythen hielden de koningen van de diverse volkeren beraad, maar hun meningen waren verdeeld. De koningen van de Gelonen, de Boudinen en de Sauromaten zaten op één lijn en zegden hun steun toe aan de Skythen. Die van de Agathyrsen, Neuren, Androfagen, Melanchlainen en Tauren reageerden als volgt.

“Als jullie niet waren begonnen de Perzen onrecht te doen en de oorlog te verklaren,[2] zouden jullie woorden, met het verzoek dat jullie nu doen, terecht uitgesproken blijken en zouden wij naar jullie hebben geluisterd en hetzelfde als jullie doen. Nu zijn jullie zónder ons hun gebied binnengevallen en waren jullie de machthebbers over de Perzen, zolang als de god het jullie gunde, en nemen zij wraak, nu dezelfde god hen hiertoe aanzet. Tóen hebben wij die mensen geen enkel kwaad gedaan en ook nu zullen wij niet de eersten zijn die dat proberen. Het is iets anders wanneer zij ons aanvallen en ons gebied willen schenden, want dan zullen ook wij dat niet toestaan. Totdat wij dat zien gebeuren, blijven wij kalm. Wij denken dat de Perzen niet op óns afkomen, maar op hen die het onrecht hebben veroorzaakt.”

Terugtrekkende manoeuvres

[120] Toen de Skythen die reactie te horen kregen, zagen zij af van een open veldslag, nu de anderen zich niet als bondgenoten bij hen aansloten; zij besloten om uit te wijken en zich terug te trekken en in twee afzonderlijke groepen zélf de putten en bronnen die zij passeerden dicht te gooien en het gras uit de grond kapot te trappen. De Sauromaten moesten zich voegen bij een van de groepen waarover Skopasis het commando voerde. Zij zouden zich terugtrekken, wanneer de Perzen hun kant opkwamen, door regelrecht vanaf de Tanaïs naar het meer van Maietis te wijken, maar, wanneer die rechtsomkeert maakten, hen aanvallen en achtervolgen.

Dat was één deel van hun koninkrijk dat zich op de hierboven beschreven wijze voorbereid had. Twee andere delen daarvan, het grote onder bewind van Idanthyrsos en het derde onder koning Taxakis, moesten zich bundelen en wanneer de Gelonen en Boudinen zich bij hen hadden gevoegd, net als de rest de Perzen één dagmars vooruitblijven en hen ontwijken. Zo deden zij wat er was overeengekomen. Het eerste wat zij zouden doen, was meteen terugwijken naar de gebieden van de stammen die het bondgenootschap met hen hadden afgewezen om ook hen in de strijd te verwikkelen. Als zij niet vrijwillig de oorlog tegen de Perzen aangingen, zouden ze hen tegen hun wil bij deze oorlog betrekken. Daarna zouden zij naar hun eigen gebied terugkeren en de vijand aanvallen, wanneer het besluit hiertoe hen wijs leek.


[1] Het beraad van de koningen is reeds in hfdst. 102 aangekondigd.

[2] Een verwijzing naar de 28 jaren van plundertochten door de Skythen op Perzisch grondgebied (zie hfdst. 1).