Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Artemisia adviseert

[66] Toen de manschappen die waren ingedeeld op de vloot van Xerxes[1] de plek van de afslachting van de Spartanen hadden bezichtigd,[2] staken zij vanuit Trachis over naar Histiaia. Zij voeren, na drie dagen te hebben gewacht, door de Euripos en bereikten na nog eens drie dagen Faleron.[3] Volgens mij waren zij, toen zij Athene binnenvielen zowel op land als over zee, in aantal niet minder dan toen zij Sepias en Thermopylai bereikten.[4] Ik wil het aantal gesneuvelden door de storm bij Thermopylai en de zeegevechten bij Artemision stellen tegenover de manschappen die toen nog niet in het gevolg van de Perzische koning zaten: Meliërs, Doriërs, Lokriërs en Boiotiërs die, met uitzondering van de Thespiërs en Plataiërs, met voltallig leger meegingen en verder Karystiërs en de mannen van Andros en Tenos en alle overige eilandbewoners, behalve de vijf steden waarvan ik de namen eerder heb laten vallen. Want hoe verder de Perzen Griekenland binnendrongen, des te groter was het aantal landen dat met hen meetoog.

Militair overleg

[67] Al die manschappen waren in Athene aangekomen, behalve de Pariërs die bij Kythnos waren blijven steken en de kat uit de boom keken, in afwachting van de uitkomst van de oorlog.[5] Toen de anderen Faleron waren binnengelopen, liep Xerxes in eigen persoon het strand op naar de schepen, want hij wilde een bijeenkomst en de mensen aan boord om hun mening vragen. Hij kwam en nam plaats op de stoel van de voorzitter. Op zijn uitnodiging waren daar aanwezig de leiders van hun eigen volkeren en de scheepscommandanten. De Perzische koning had eenieder van hen een plaats toegewezen op basis van een bepaalde rangorde: helemaal vooraan de koning van Sidon, dan die van Tyros en de rest na hen.[6] Toen zij netjes in die volgorde hadden plaatsgenomen, stuurde hij Mardonios op hen af[7] om zijn vragen te stellen en eenieder te polsen of hij een zeegevecht moest houden.

Zienswijze van Artemisia

[68] Mardonios hield zijn ronde en begon met vragen stellen bij de man uit Sidon. Terwijl alle anderen dezelfde mening gaven en adviseerden om een zeegevecht te houden, was dit de reactie van Artemisia:[8] [68α] “Laat, Mardonios, de koning weten dat ik, die bij de zeegevechten bij Euboia bepaald niet slecht was en niet de minste prestaties heb geleverd, het volgende voorstel. Heer, het is mijn goed recht als mijn oprechte mening te verkondigen wat volgens mij het beste is voor uw zaak. Dit stel ik voor: spaar uw schepen en houd géén zeegevecht. Hun mannen zijn namelijk sterker dan die van u, zoveel als mannen sterker zijn dan vrouwen. Waarom zou u in zeegevechten weer volop het gevaar opzoeken? U heeft toch Athene in handen, waarom u de expeditie bent begonnen? U heeft toch de rest van Griekenland in handen?[9] Is er iemand die u de weg verspert? Zij die u weerstand hebben geboden, hebben zich teruggetrokken op de enige hen passende wijze.

[68β] “Ik zal u vertellen wat ik denk over hoe het met de tegenstanders zal aflopen. Wanneer u niet per se het op een zeegevecht laat aankomen, maar de vloot hier aan land houdt, maakt het niet uit of u afwacht of zelfs verder trekt naar de Peloponnesos: de plannen waarmee u, heer, hier bent gekomen, zullen als vanzelf succesvol zijn. De Grieken zijn niet in staat u lange tijd te weerstaan; u zult ze uiteenslaan en eenieder van hen zal naar zijn eigen stad vluchten. Op het eiland waar zij zijn, hebben zij volgens mijn informatie niet genoeg voedsel en het is niet waarschijnlijk dat, wanneer u het landleger naar de Peloponnesos laat oprukken, de mensen die daarvandaan komen dat rustig aanzien.[10] Sterker nog, zij zullen er geen belang bij hebben een zeegevecht te voeren om Athene te redden.

[68γ] “Wanneer u echter het meteen op een zeegevecht laat aankomen, vrees ik dat een verzwakking van de vloot het landleger juist zal ondermijnen. Verder moet u, geachte koning, ook het volgende beseffen: wie van ons goed is, krijgt altijd slechte dienaren, wie slecht is, goede. U, de aller-allerbeste, hebt slechte dienaren die zogenaamd tot uw bondgenoten worden gerekend: Egyptenaren, Kypriërs, Kilikiërs, Pamfyliërs, aan wie je niets hebt.”[11]

Reactie van Xerxes

[69] Eenieder die met Artemisia sympathiseerde, was verontrust door de woorden die zij tegen Mardonios sprak; zij verwachtten dat de koning haar kwaad zou doen, omdat zij hem geen zeegevecht liet houden. Wie afgunstig was en haar het licht in de ogen niet gunde, omdat zij van alle bondgenoten de meeste waardering kreeg, vond haar oppositie prachtig, want die kon haar ondergang betekenen.

Toen de meningen aan Xerxes waren overgebracht, was hij beslist opgetogen van de mening die Artemisia gaf. Vóór die tijd vond hij haar al iemand om serieus te nemen, maar nu was hij nog veel meer met haar ingenomen. Niettemin vond hij dat er naar de meerderheid moest worden geluisterd, want hij had een kwaad vermoeden dat ze bij Euboia met opzet slecht presteerden, omdat hij er zelf niet bij was. Nu had hij zich erop voorbereid om toe te kijken, wanneer zij het zeegevecht hielden.


[1] De schrijver pakt hier de draad op van hfdst. 23, waar hij voor het laatst het over de Perzische vloot heeft gehad.

[2] De ‘lijkenshow’ is beschreven in hfdstt. 24-25.

[3] De oostelijke haven van Athene, niet meer dan een open rede; vanaf 493 vC is op aandringen van Themistokles de meer westelijke haven Peiraieus belangrijker geworden. 

[4] Volgens eigen opgave van de schrijver zijn bij Kaap Sepias zeker 400 schepen verloren gegaan (zie boek 7, hfdst. 190) en 200 schepen die schipbreuk leden ten oosten van Euboia (zie hfdst. 7 & hfdst. 13).

[5] Tot op het laatste moment waren er mensen sceptisch over Perzisch succes.

[6] Hun namen zijn genoemd in boek 7, hfdst. 98.

[7] Xerxes zat op geruime afstand van de legeraanvoerders en communiceerde niet rechtstreeks met hen.

[8] Het lange antwoord is literaire fictie; Mardonios zal in zijn vragenronde niet zoveel tijd voor Artemisia hebben ingeruimd.

[9] Uiteraard tot daar waar de Perzen gekomen zijn, want de Peloponnesos (en evenmin west-Griekenland) is niet bezet.

[10] Een logistiek naast een strategisch argument: voedselgebrek en eigen belang zullen het leger van de tegenpartij doen uiteenvallen.

[11] Vreemde constatering, als je bedenkt dat in hfdst. 17 het juist de Egyptenaren waren die op zee uitblonken.