[145] Dat waren de orakelspreuken die de Atheners hadden gekregen. De Grieken die meer begaan waren met het lot van Griekenland, kwamen bijeen[1] en toen zij overleg hielden en hun vertrouwen in elkaar uitspraken, werd er, staande de vergadering, om te beginnen besloten ruzies bij te leggen en de oorlogen die zij met elkaar voerden te staken. Er waren onderling oorlogen uitgebroken, onder andere die tussen de Atheners en Aigineten, die toch wel de ernstigste was.[2]
Op zoek naar steun
Toen zij daarop hoorden dat Xerxes met z’n leger in Sardes was, besloten zij diverse personen op pad te sturen: naar Klein-Azië spionnen om Xerxes’ verrichtingen in kaart te brengen, naar Argos gezanten om een alliantie op te richten tegen de Perzen,[3] anderen naar Gelon, zoon van Deinomenes, op Sicilië, naar Kerkyra en ook nog enkelen naar Kreta, allen met een oproep om steun voor Griekenland. Zij wilden zien of het Griekse volk zich misschien kon verenigen en zij met z’n allen één vuist konden maken, want voor alle Grieken dreigde hetzelfde gevaar. Gelons macht was, zo luidde de algemene opinie, groot, veel groter dan die van alle Grieken tezamen.
Schokkende ontdekking
[146] Het besluit had direct tot gevolg dat zij na hun ruzies bijgelegd te hebben eerst drie mannen naar Klein-Azië stuurden om spionagewerk te verrichten. Aangekomen in Sardes was de ontdekking van het leger van de Perzische koning een schokkende. Maar zij werden door de generaals van het landleger aan een verhoor onderworpen, ontmaskerd en afgevoerd om ter dood te worden gebracht.
Rondleiding
Hun doodstraf was reeds bezegeld, maar toen Xerxes hierover werd ingelicht, verwierp hij de beslissing van de generaals en stuurde enkele lijfwachten met de opdracht de spionnen bij hem voor te leiden, wanneer zij hen nog in levenden lijve zouden aantreffen. Dat was het geval en zij werden aan de Perzische koning voorgesteld. Toen deze vernam waarvoor zij waren gekomen, droeg hij de lijfwachten op hen een rondleiding te geven en alles, landleger en ruiterij, te laten zien. Wanneer zij van het spektakel genoeg hadden gekregen, moesten ze hen ongedeerd laten gaan naar het land van hun keuze.[4]
Beweegredenen van Xerxes
[147] Zijn opdracht onderbouwde hij met de volgende redenering. Als de spionnen waren omgekomen, zouden de Grieken geen voorkennis hebben gehad van zijn onbeschrijfelijk grote macht. Evenmin zouden zij hun vijanden flink pijn hebben gedaan door drie mannen te doden. Hij zei te denken dat, wanneer de Grieken, na de thuiskomst van de mannen in Griekenland, de berichten over zijn troepenmacht hadden gehoord, zij nog vóór de totstandkoming van de legertocht hun individuele onafhankelijkheid zouden opgeven. In dat geval konden zij zich de moeite besparen tegen hen op te trekken.
Deze opstelling van hem lijkt op die van een andere keer. Toen Xerxes namelijk in Abydos was, zag hij graanschepen vanuit de Pontos door de Hellespont langsvaren, die op weg waren naar Aigina en de Peloponnesos. Toen de mensen die bij hem zaten, bemerkten dat het om schepen van de vijanden ging, stonden deze al klaar om ze aan te houden en letten op de koning, wanneer hij zijn bevel zou geven. Xerxes vroeg hen waarheen de schepen voeren, waarop zij zeiden: ”Naar uw vijanden, heer, met een lading graan.” Hij antwoordde: “Zijn ook wij niet daarheen op weg waar zij naar toegaan, voorzien van onder andere graan? Zij doen ons toch geen kwaad door onder toezien van ons voedsel te transporteren?”[5]
[1] De eerste panhelleense vergadering werd in de vroege herfst van 481 vóór Christus, waarschijnlijk in Sparta, gehouden.
[2] Het conflict tussen Athene en Aigina dateerde van 487 vóór Christus.
[3] Argos heeft zich lange tijd neutraal opgesteld.
[4] Door sommigen wordt deze passage gezien als indirect bewijs voor het bestaan van een verslag in het Grieks over Xerxes’ troepen, waarop Herodotos de hand wist te leggen en waarvan hij gretig gebruik heeft gemaakt voor zijn beschrijving van Xerxes’ landleger (zie hfdstt. 61-88).
[5] Xerxes is pragmatisch: de eigen voorraden kunnen wellicht niet toereikend zijn en het graan wordt door de Grieken daarheen gebracht, waarnaartoe de Perzen op weg waren.