[26] Terwijl de anderen het werk deden dat hen was opgedragen, reisde het voltallige leger, toen het eenmaal was bijeengekomen, samen met Xerxes naar Sardes.[1] Het vertrekpunt was Kritalla in Kappadokia. Het was afgesproken dat alle troepen die over het vasteland met Xerxes zelf zouden marcheren zich dáár verzamelden. Ik kan niet vertellen wie nu de commandant was die het best uitgeruste leger meebracht en daarom van de koning de beloofde bonus kreeg. Ik weet niet eens of hierover een besluit is genomen.[2]
Kelainai
Daarop staken zij de rivier Halys over en kwamen in Frygia en hun mars door dit land bracht hen in Kelainai, de stad waar de bronnen van de Maiandros ontspringen en van nog een rivier, niet kleiner dan de Maiandros, die de naam Katarrektes draagt en midden op het marktplein van Kelainai opwelt en in de Maiandros uitmondt.[3] In de stad hangt ook de huid van de sileen Marsyas: volgens een Frygische legende is zijn huid door Apollo afgestroopt en er opgehangen.[4]
Rijkdom van Pythios
[27] In die stad werden Xerxes en het leger van de Perzische koning opgewacht en groots onthaald door de Lydiër Pythios, zoon van Atys,[5] die zich bereid verklaarde de oorlog te financieren. Na Pythios’ financiële toezegging vroeg Xerxes aan de Perzen uit zijn gezelschap wie die Pythios was en hoeveel bezittingen hij bezat, dat hij die belofte deed. Hun antwoord luidde: “Beste koning, dat is de man die uw vader Dareios de gouden plataan en de gouden wijnrank schonk.[6] Hij is na u, voorzover wij weten, de rijkste man van deze tijd.”
[28] Verrast door de laatste zin vroeg Xerxes nog een keer, maar nu persoonlijk, Pythios hoeveel bezittingen hij had, waarop deze antwoordde: “Geachte koning, ik wil niet geheimzinnig doen of net doen alsof ik geen idee heb hoe rijk ik ben. Ik ken mijn vermogen en zal het u precies beschrijven. Zodra ik te horen kreeg dat u op weg was naar de Griekse wateren, ben ik, omdat ik uw oorlog wil financieren, ervoor gaan zitten en aan het rekenen geslagen. Ik kwam op twee duizend zilveren talenten[7] en 3.993.000 staters van Dareios.[8] Die krijgt u óók van mij.[9] Ikzelf kan ruim leven van mijn slaven en landgoederen.[10]
Xerxes opgetogen
[29] Dat waren zijn woorden. Xerxes was hierover opgetogen en zei: “Lydische vriend, sinds ik Perzië heb verlaten, ben ik tot nu toe niemand tegengekomen die bereid was mijn leger te verzorgen, noch iemand die in een persoonlijk onderhoud ongevraagd mij geld aanbood voor de oorlog. Jij bent de eerste. Jij hebt mijn leger geweldig verzorgd en zegt nu veel geld toe. Ik verleen jou in ruil daarvoor de volgende gunsten: ik maak jou tot mijn persoonlijke vriend en zal jou zeven duizend staters uit eigen zak geven om tot het ronde bedrag van vier miljoen te komen: jij hoeft op de volle vier miljoen geen zeven duizend tekort te komen, het hele bedrag wordt door mij aangevuld. Behoud wat jij zelf verdiend hebt en blijf wie jij bent. Als jij dit nu en in de toekomst doet, zul jij er geen spijt van krijgen.”
Van Kolossai naar Kydrara
[30] Zo reageerde Xerxes. Hij kwam zijn woorden na en trok verder en verder. Hij passeerde een stad die de Frygiërs Anaua noemen en een meer waar zout wordt gewonnen en bereikte Kolossai, een grote stad in Frygia. Hier verdwijnt de rivier Lykos door zich in een kloof in de grond te storten. Ongeveer een kilometer[11] ergens verderop duikt hij weer op om ook[12] uit te monden in de Maiandros. Vanuit Kolossai begaf het leger zich naar de grens tussen Frygia en Lydia en kwam in de stad Kydrara, waar op last van Kroisos een zuil in de grond is vastgezet en opgericht: een inscriptie geeft de grens aan.
Gouden plataan
[31] Waar Xerxes de weg vanuit Frygia naar Lydia insloeg, heb je een splitsing. De weg naar links voert naar Karia. Die naar rechts voert naar Sardes en als je deze neemt, kun je niet anders dan de rivier de Maiandros oversteken en in de stad Kallatebos uitkomen, waar mannen er hun beroep van hebben gemaakt honing uit tamarisk en tarwe te produceren. Dat was de weg die Xerxes insloeg en waar hij op de plataan stuitte die hij om zijn schoonheid met goud liet versieren en aan een ‘onsterfelijke’ als opzichter toevertrouwde om er altijd voor te zorgen.[13] De dag daarop bereikte hij de hoofdstad van Lydia.
Verzoek om land en water
[32] Direct na zijn aankomst in Sardes stuurde hij herauten naar Griekenland om land en water op te eisen[14] en de mensen op te dragen voor de Perzische koning maaltijden te bereiden.[15] Alleen naar Athene en Lakedaimon stuurde hij geen herauten om land op te eisen, naar alle andere steden wel.[16] Dat hij voor de tweede keer herauten stuurde om land en water[17] op te eisen had de volgende reden: hij verwachtte dat allen die het eerder aan Dareios weigerden toen híj herauten stuurde, nu wel zouden buigen, omdat ze flink bang waren geworden. Hij wilde hier zeker van zijn en stuurde daarom herauten.
[1] Gekozen om de troepen in te delen en de winter van 481-480 vóór Christus door te brengen.
[2] Die belofte deed Xerxes in hfdst. 8δ, maar de schrijver twijfelt hier aan de betrouwbaarheid van zijn bron.
[3] Gezien de naam, die zoveel betekent als ‘uitbreker’ of ‘waterval’, produceerde de bron redelijk veel water.
[4] De sileen (elders: satyr) had de panfluit die de godin Athena had weggegooid, opgeraapt en Apollo uitgedaagd tot een wedstrijd; voor zijn overmoed werd hij door de god levend gevild en zijn bloed kleurde de rivier die naar hem werd vernoemd, de Marsyas, rood (vgl. Ovidius, Metamorphoses 6, rr. 382-400).
[5] Misschien wordt met Atys de zoon van koning Kroisos bedoeld, van wie Pythios zijn enorme rijkdom zal hebben geërfd.
[6] Misschien creaties van Theodoros van Samos, de maker van de mengvaten die Kroisos aan het orakel van Delfi schonk (zie boek 1, hfdst. 51) en van de zegelring van Polykrates van Samos (zie boek 3, hfdst. 41).
[7] Niet de munteenheid van Euboia, maar het Babylonisch talent zal zijn bedoeld, gelijk aan 70 mnai (munten) van Euboia (gangbaar in Griekenland) van 500 gr.; het Babylonisch talent woog dus 35 kg. (zie boek 3, hfdst. 89 en opm. 4 & 5 daar), tegenover het Griekse talent van 26,2 kg. (zie opmerking bij boek 5, hfdst. 17, opm. 3).
[8] De stater was een Perzische gouden munt van 8.5 gr. en droeg de beeldtenis van Dareios; de munt werd daarom ook Dareikos (Gr. Δαρεικός) genoemd.
[9] Het rijke onthaal van het Perzische leger heeft Pythios al een flinke som gekost, vandaar de toevoeging “ook”; overigens zou Pythios naar huidige maatstaven miljardair zijn geweest.
[10] De slaven werden ingezet in de landbouw en bij de mijnwinning.
[11] De rivier stroomt om precies te zijn bijna 925 m., i.e. 5 stadia, ondergronds (voor een stadion zie hfdst. 22, opm. 10).
[12] Zoals de Katarraktes dat doet, hierboven genoemd in hfdst. 26.
[13] De opzichter was lid van de tienduizend elitemanschappen en wordt ‘onsterfelijk’ (Gr. ἀθάνατος) genoemd, omdat er altijd direct een opvolger was (vgl. hfdst. 83); overigens is het waarschijnlijk de Griekse vertaling vanuit het Perzisch op een foutieve etymologie berust.
[14] Typische formulering voor onderwerping aan het Perzisch gezag (vgl. hfdst. 131 en boek 5, hfdst. 18).
[15] Als dit de enige heffing is die de koning doet, is het een uiting van opperste clementie.
[16] In hfdst. 133 wordt verteld dat de herauten die Xerxes eerder naar deze twee steden had gestuurd, werden mishandeld en terechtgesteld; Athene en Lakedaimon mochten niet meer op genade rekenen.
[17] Diplomatieke eis tot onvoorwaardelijke overgave; zie ook boek 4, hfdst. 126 e.v. , boek 5, hfdst. 17, boek 6, hfdstt. 48-49 & 94.