Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Omvang van de werelddelen

[36] Tot zover de informatie over de Hyperboreërs. Het verhaal over Abaris,[1] naar verluidt ook een van de Hyperboreërs, laat ik onvermeld, behalve dat hij de pijl[2] over heel de wereld ronddroeg zonder eten tot zich te nemen. Als er Hyperboreërs zijn, zijn er ook nog Hypernotiërs.[3] Ik moet lachen wanneer ik vele mensen de omtrek van de wereld zie beschrijven en geen van hen een verstandige uitleg zie geven. Zij beschrijven de Okeanos als een stroom om de wereld, als door een passer zo rond, terwijl zij ook nog eens Klein-Azië even groot als Europa maken. Ik zal in een paar woorden de omvang van elk duidelijk maken en hoe je die moet beschrijven.

[37] Het woongebied van de Perzen reikt tot aan de zogeheten Rode Zee in het zuiden; ten noorden van hen leven de Meden, ten noorden van de Meden de Saspeiren, ten noorden van de Saspeiren de Kolchiërs tot aan de noordelijke zee[4] waarin de rivier de Fasis uitmondt. Die vier volkeren hebben hun woongebied van de ene tot aan de andere zee.

[38] Vandaaruit steken er naar het westen in de richting van de zee twee uitlopers uit, die ik zal beschrijven. Eén daarvan begint in het noorden bij de Fasis en loopt langs de Pontos en de Hellespont tot aan Sigeion bij Troje;[5] diezelfde landtong strekt zich aan de zuidkant vanaf de Myriandische Golf[6] bij Foenicië uit tot aan het voorgebergte van Triopion. Op die uitloper leven dertig volkeren.

[39] Dat is de ene uitloper. Bij de andere, die begint bij Perzië en zich uitstrekt tot aan de Rode Zee, gaat het om Perzië, het daaraan grenzende Assyrië en het weer daaraan grenzende Arabië. Deze uitloper eindigt (en dat alleen op papier) bij de Arabische Golf, waarnaartoe Dareios een kanaal vanuit de Nijl heeft laten aanleggen.[7] Van Perzië tot aan Foenicië is het gebied vlak en open, vanaf Foenicië reikt deze uitloper langs deze zee tot aan Syrisch Palestina en Egypte, het eindpunt ervan. Hier leven maar drie volkeren.

[40] Dit is het deel van Klein-Azië ten westen van Perzië. De Rode Zee reikt voorbij de Perzen, Meden, Saspeiren en Kolchiërs, in het oosten en waar de zon opkomt. De Kaspische Zee en de rivier Araxes, die in oostelijke richting stroomt, liggen in het noorden. Tot aan India wordt het gebied van Klein-Azië bewoond. Vanaf daar is het verder naar het oosten toe onbewoond gebied en kan niemand aangeven hoe het er uitziet.

[41] Dat is de aard en omvang van Klein-Azië. Libya ligt op de andere uitloper, want Libya grenst direct aan Egypte. Ter hoogte van Egypte is die uitloper smal, want de afstand tussen deze zee[8] en de Rode Zee bedraagt 185 kilometer, wat overeenkomt met 1000 stadia.[9] Vanaf dat smalle gedeelte is waar de uitloper Libya heet, het gebied erg breed.

[42] Ik verbaas mij echt over hen die en détail op verschillen wijzen tussen Libya, Klein-Azië en Europa. De verschillen ertussen zijn namelijk niet gering. In lengte komt Europa bij hen in de buurt, maar over de breedte kan volgens mij geen zinnige vergelijking worden gemaakt.[10] Het is evident dat Libya door water omringd wordt, met uitzondering van dat gedeelte van haar dat aan Klein-Azië grenst, zoals de Egyptische farao Nekos als eerste van wie wij het weten, dat heeft aangetoond. Toen deze de aanleg van het kanaal dat vanuit de Nijl naar de Arabische Golf leidt,[11] had voltooid, stuurde hij Foeniciërs met schepen eropuit met de opdracht langs de Zuilen van Herakles[12] terug te varen naar de noordelijke zee[13] en zo Egypte te bereiken.

De Foeniciërs vertrokken vanuit de Rode Zee en voeren de zee ten zuiden daarvan op. Telkens wanneer het herfst werd, gingen ze aan land en bewerkten het, daar waar zij telkens in Libya tijdens hun vaart terechtkwamen, en wachtten er de oogst af. Na het binnenhalen daarvan voeren zij verder, totdat zij, toen er twee jaren waren verstreken, in het derde jaar de Zuilen van Herakles rondden en in Egypte aankwamen.[14] Ze vertelden ook iets wat mij ongelooflijk klinkt (een ander mag er het zijne over denken): toen zij om Libya voeren, kregen zij de zon aan hun rechterhand!


[1] Hij wordt door Plato (Charmides 158b) in een en dezelfde adem met Zalmoxis uit Thrakia genoemd als bedenker van toverformules, epooidai (Gr. ἐπῳδαί).

[2] Blijkbaar een bekend object (wapen van Apollo) waarover de schrijver geen verdere uitleg geeft (net als over het bestaan van de Hyperboreërs heeft de schrijver zo zijn twijfels over dit verhaal); in latere bronnen (bijv. lexicon van Suda s.v. Abaris) heeft Abaris de pijl van Apollo gekregen en gebruikt hij die om ermee naar het land van de Skythen terug te vliegen.

[3] Een woordspeling met de letterlijke betekenissen van hyperboreos,‘uit het verre noorden’, en hypernotios,‘uit het verre zuiden’.

[4] Bedoeld wordt de Zwarte Zee, Euxeinos Pontos.

[5] Een zeldzame verwijzing naar de locatie van het klassieke Troje; elders associeert de schrijver de Aiolis met het gebied rond Troje (zie boek 5, hfdstt. 94 & 122) en vertelt hij over de rondleiding die koning Xerxes op de burcht, Pergamon, van Troje krijgt (zie boek 7, hfdst. 43).

[6] In de “oksel” bij huidig Syrië (genoemd naar de habenplaats Myriandros?).

[7] Dit is door de schrijver verteld in het tweede boek, hoofdstuk 158; na Nekos, farao van Egypte, was de Perzische koning Dareios de tweede die een poging heeft gedaan het kanaal aan te leggen.

[8] De schrijver bedoelt de Middellandse Zee, zoals ook in hoofdstuk 38.

[9] Hier worden twee maatsoorten genoemd: een orguia, de afstand tussen twee uitgestrekte armen (wat bij ons een vadem is, d.w.z. 1,85 m.), en een stadion (Gr. στάδιον), een standaard renbaan in Griekenland van 185 m. lengte; de genoemde afstand bedraagt dus 185 km.; hier is ervoor gekozen de orguiai om te zetten in kilometers en het begrip stadia onvertaald te laten.

[10] Lengte in oost-westrichting en breedte in noord-zuidrichting wel te verstaan.

[11] Hiermee wordt de Rode Zee bedoeld; wat tegenwoordig de Golf van Aden heet, was mare incognitum.

[12] De bij de Grieken algemene benaming voor de Straat van Gibraltar.

[13] De zee ten noorden van Egypte wel te verstaan, d.w.z. de Middellandse Zee.

[14] De Foenicische zeevaarders hadden dus Kaap Hoorn van oost naar west gerond en met de richting van de klok mee om het Afrikaanse continent gevaren.