Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Opkomst van Gelon

[153] Dat was het verhaal over Argos. Andere gezanten van de coalitie waren naar Sicilië gegaan om een overeenkomst te sluiten met Gelon. Voor de Lakedaimoniërs was dat Syagros. De voorvader van deze Gelon was afkomstig van het eiland Telos, gelegen bij Triopion,[1] en had zich in Gela[2] gevestigd. Toen Gela door Antifemos en de Lindiërs uit Rodos werd gesticht,[3] was hij meegekomen. Op den duur bekleedden zijn afstammelingen onafgebroken het ambt van hogepriester voor de godinnen van de aarde.[4]

Heilige voorwerpen

Een van zijn afstammelingen, Telines, verkreeg het op ongeveer de volgende wijze. Er waren mannen uit Gela, verslagen bij een opstand, uitgeweken naar Maktorion, een stad ten westen van Gela. Zij werden door Telines naar Gela teruggebracht, niet met behulp van een troepenmacht, maar van de heilige voorwerpen van de genoemde godinnen. Van wie hij die had gekregen of ze zelf heeft bemachtigd, dat kan ik niet zeggen. Hoe het ook zij, hierop vertrouwend bracht hij de mannen terug uit ballingschap, op voorwaarde dat zijn afstammelingen de hogepriesters van de godinnen werden.

Het heeft mij, afgaande op deze informatie, wel bevreemd dat Telines zo’n indrukwekkende daad heeft verricht. Ik ben er vast van overtuigd dat zulke daden niet door eenieder worden verricht, maar door iemand met charisma en mannelijke presentie. Door de bewoners van Sicilië wordt echter het tegendeel beweerd: hij was verwijfd en voor een man nogal slap.[5]

Aanvoerder met kwaliteiten

[154] Zo kwam het eervolle ambt in zijn handen. Na de dood van Pantares’ zoon Kleandros, die zeven jaar lang tiran van Gela was[6] en door stadgenoot Sabyllos werd vermoord, nam Hippokrates, de broer van Kleandros, als tiran de macht over. Tijdens de tirannie van Hippokrates was Gelon, afstammeling van de hogepriester Telines, met vele anderen, onder wie Ainesidemos, zoon van Pataikos, zijn lijfwacht.

Het duurde niet lang of hij werd om zijn kwaliteiten hoofdcommandant van de ruiterij. Tijdens Hippokrates’ belegeringen namelijk van Kallipolis, Naxos, Zangkle en Leontinoi en in zijn strijd tegen Syracuse[7] en stammen buiten Sicilië, ja, in die gevechten blonk Gelon in hoge mate uit. Van alle steden die ik heb genoemd, was er niet één, behalve Syracuse, die aan onderwerping door Hippokrates ontkwam. De Syracusanen werden verslagen bij de rivier Eloros,[8] maar gered door milities uit Korinthe en Kerkyra. Zij brachten redding door het conflict bij te leggen, op voorwaarde dat de Syracusanen Kamarina[9] aan Hippokrates prijsgaven. Kamarina behoorde oorspronkelijk tot het gebied van Syracuse.

Overgave van Syracuse

[155] Toen het zover kwam dat ook Hippokrates (hij had evenzoveel jaren geregeerd als zijn broer Kleandros)[10] sneuvelde, in de buurt van de stad Hybla bij een gevechtsactie tegen de Sikeloi,[11] deed Gelon het zó voorkomen alsof hij Hippokrates’ zonen Eukleides en Kleandros wilde helpen, omdat de inwoners van de stad hun bewind niet langer tolereerden. In feite had hij, toen hij de burgers van Gela in een gevecht had verslagen, de zonen van Hippokrates de macht afgepakt en die zelf genomen.

Na deze meevaller heeft Gelon de Syracusanen die voor grootgrondbezitters werden aangezien en door hun volk en eigen slaven (deze werden ook wel ‘Kyllyriërs’ genoemd)[12] waren verdreven, uit hun ballingsoord Kasmene[13] naar Syracuse teruggebracht en ook die stad in handen gekregen. Gelon hoefde maar op te duiken, of het volk van de Syracusanen gaf de stad en ook zichzelf over.

Tetradrachme uit Syracuse, ca. 480-478 vC, met voorstelling van Gelon I als zegevierende wagenmenner en bronnimf Arethousa omringd door 4 dolfijnen en tekst Συρακόσιον (bron: Wikipedia Commons).

Bloei van een stad

[156] Nu hij Syracuse in handen had gekregen, had hij minder belangstelling voor het bestuur over Gela en liet dat over aan zijn broer Hiëron. Hij liet Syracuse versterken en de stad betekende alles voor hem: meteen leefde zij op en kwam tot bloei.[14] Als eerste stap heeft hij alle Kamarineërs naar Syracuse gehaald en ze tot haar burgers gemaakt; de stad Kamarina heeft hij laten slopen. Een tweede stap was dat hij hetzelfde deed met meer dan de helft van de burgers van Gela als met de Kamarineërs. Want toen de Megarenzen op Sicilië[15] na hun belegering tot een akkoord waren gekomen, werden de vermogenden[16] onder hen, die tegen hem een oorlog waren begonnen en om die reden verwachtten de dood te zullen vinden, door hem naar Syracuse gehaald en tot haar burgers gemaakt.

Ook de gewone mensen van Megara, die in die oorlog geen aandeel hadden en helemaal geen vergelding verwachtten, liet hij naar Syracuse overbrengen, maar verkocht hen voor de export vanuit Sicilië.[17] Datzelfde deed hij ook met de Euboiërs op Sicilië:[18] hij splitste ze in twee groepen op. Hij deed dat vanuit de overtuiging dat met het gewone volk niet viel samen te leven.[19] Op zo’n manier was Gelon een machtig heerser geworden.


[1] De landtong in Karia, op het uiterste punt waarvan de stad Knidos lag; de locatie van Triopion wordt ook in boek 4, hfdst. 38, beschreven.

[2] Stad aan de zuidkust van Sicilië.

[3] De stichting van Gela wordt gedateerd op 690 vC; de kolonisten waren afkomstig van Kreta en de stad Lindos op Rodos.

[4] De hogepriesters waren hierofantai (Gr. ἱεροφάνται), die tijdens ceremoniën de heilige voorwerpen droegen en aan het volk toonden, in dit geval in dienst van de godinnen Demeter en Persefone.

[5] Deze uitspraak getuigt van het denken in termen van ‘Homerisch heldendom’: wie niet over de juiste geestelijke instelling en lichaamskracht beschikte, voldeed niet aan het beeld van mannelijke daadkracht.

[6] Kleandros kwam in 505 vC aan de macht en heerste tot zijn dood in 498 vC.

[7] Alle hier genoemde steden lagen aan de oostkust van Sicilië.

[8] Bij andere schrijvers is het de Heloros (Gr. Ἕλωρος), de rivier die bij de gelijknamige stad (huidig: Noto) ca. 25 km. ten zuiden van Syracuse in zee uitstroomt (tegenwoordig de Asinaro).  

[9] Stad ten zuid-oosten van Gela, huidig Santa Croce Camarina.

[10] Hippokrates heerste in de jaren 498-491 vC.

[11] Oorspronkelijke, vanuit het Italische vasteland afkomstige bevolking van Sicilië; de Grieken die later kolonies op het eiland stichtten, verdrongen hen naar het binnenland.

[12] De manuscripten (en andere bronnen) zijn het niet eens over de schrijfwijze; er zijn o.a. varianten als Killyriërs (Gr. Κιλλυρίοι), Kylleriërs (Gr. Κυλληρίοι), Kallikyriërs (Gr. Καλλικυρίοι) en Killikyriërs (Gr. Κιλλικυρίοι).

[13] Tegenwoordig Monte Casale.

[14] De schrijver hanteert hier de metafoor van het ‘opkomen en uitgroeien’ van gewassen (Gr. ἀνά τ᾽ ἔδραμον καὶ ἔβλαστον).

[15] Bedoeld worden de inwoners van Megara Hyblaia, een stad aan de oostkust van Sicilië, ca. 20 km. ten noorden van Syracuse.

[16] De schrijver omschrijft deze groep met het begrip ‘de vetten’, pacheis (Gr. παχεῖς).

[17] Het lijkt erop dat het hier om slaven gaat die Gelon in Syracuse zelf niet kon gebruiken.

[18] Volgens een legende zouden Euboiërs op weg naar huis na de Trojaanse oorlog afgedreven zijn en op Sicilië een kolonie hebben gesticht met de naam ‘Euboia’ (Strabo, Geogr. 10.1.15).

[19] De schrijver heeft het over een ‘meest onaangename samenleving’, sunoikèma acharitotaton (Gr. συνοίκημα ἀχαριτώτατον).