Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Herkomst van de Skythen (1)

[5] De Skythen zeggen zelf dat hun volk het allerjongste is en dat dat als volgt is gekomen. In dat onbevolkte gebied kwam voor het eerst een man genaamd Targitaos. Volgens hen waren de ouders van Targitaos (een voor mij ongelooflijke mededeling, maar goed, zíj zeggen het) Zeus en een dochter van de rivier Borysthenes. Uit zo’n geslacht kwam Targitaos en uit hem zijn drie kinderen voortgekomen: Lipoxaïs, Arpoxaïs en als laatste Kolaxaïs.

Tijdens hun heerschappij vielen uit de hemel gouden objecten, een ploeg, een juk, een dubbele bijl en een kruik, en kwamen terecht in het gebied van Skythia. De oudste die dit als eerste zag gebeuren, liep erop af en wilde ze oppakken, maar bij zijn nadering begon het goud te gloeien. Toen deze het opgaf, liep de tweede erop af, maar het goud deed weer hetzelfde. Het gloeiende goud hield hen op een afstand, maar doofde, toen de jongste als derde naderde; deze nam het mee naar huis. De oudere broers kwamen daardoor tot inzicht en lieten de volledige heerschappij aan de jongste.

[6] Uit Lipoxaïs zijn die Skythen voortgekomen die Auchaten heten, uit de middelste Arpoxaïs zij die Katiaren en Traspiërs heten, uit de jongste van hen de koningen die Paralaten heten. Allen dragen de namen Skoloten, naar de bijnaam van de koning.[1] De Grieken echter hebben hen de naam Skythen gegeven.

[7] De Skythen zeggen dat dát hun herkomst is en dat het totaal aantal jaren na hun komst gerekend vanaf de eerste koning Targitaos tot aan Dareios’ oversteek naar hun gebied niet veel meer is dan duizend. Dat heilige goud bewaken de koningen met de grootste zorg en elk jaar bezoeken zij het om grote zoenoffers te brengen. Wie met het goud onder de blote hemel tijdens het feest in slaap valt, haalt volgens de Skythen het einde van het jaar niet. Om die reden krijgt hij zoveel land als waaromheen hij zelf op één dag te paard kan rijden.

Vanwege de grote omvang van het gebied heeft Kolaxaïs drie koninkrijken voor zijn eigen kinderen geschapen en één daarvan het grootste gemaakt om er het goud te bewaken. Je kunt volgens de Skythen ten noorden voorbij hun buurvolkeren niet verder kijken of lopen vanwege de ‘veren’.[2] Land en lucht zijn vol daarvan en dit zorgt ervoor dat het zicht wordt belemmerd.


[1] Verder onbekende figuur.

[2] In hoofdstuk 31 komt de schrijver hierop terug.