Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Het ontstaan van orakels

Priesteressen ontvoerd

[54] Over het orakel in Griekenland en dat in Libya[1] vertellen de Egyptenaren het volgende verhaal. De priesters van Zeus in Thebe zeiden dat twee priesteressen uit Thebe door Foeniciërs waren ontvoerd en dat – zo was hen ter ore gekomen – de ene priesteres in Libya was verkocht en de andere aan Grieken. Die vrouwen namen het initiatief tot oprichting van de orakels bij de genoemde volkeren. Op mijn vraag hoe zij aan hun exacte kennis kwamen om dit te kunnen beweren, zeiden ze in reactie daarop dat door hen een grote zoektocht naar die vrouwen was opgezet. Ze slaagden er niet in hen op te sporen, maar vernamen achteraf over die vrouwen precies dat wat ze vertelden.

[55] Dat nu heb ik van de priesters in Thebe gehoord, maar de zieneressen in Dodona vertellen het volgende. Er waren twee zwarte duiven opgestegen vanuit Thebe in Egypte, waarvan de ene in Libya, de andere bij hen terechtkwam. Die van hen was neergestreken op een eik en had met menselijke stem gesproken en gezegd dat op die plek een orakel van Zeus moest komen. Ze namen aan dat wat hen werd opgedragen, het initiatief van een god was, waaraan de zieneressen gevolg gaven.[2] De duif die naar de Libiërs was gegaan, droeg volgens hen de Libiërs op een orakel van Ammon te stichten. Dat is ook een orakel van Zeus.

Dat werd verteld door de priesteressen in Dodona, van wie de oudste Promeneia heette, die na haar kwam Timarete en de jongste Nikandre. De getuigenissen van andere Dodoneërs werkzaam bij de tempel kwamen met die van hen overeen.[3]

Het ware verhaal over Dodona

[56] Ikzelf denk er het volgende over. Als het echt zo is, dat de Foeniciërs de heilige vrouwen hebben ontvoerd en de een in Libya en de ander in Griekenland hebben verkocht, werd volgens mij die vrouw in het huidige Griekenland, hetzelfde gebied dat vroeger Pelasgia genoemd werd, aan Thesproten[4] verkocht. Vervolgens heeft zij, in haar tijd als slavin, daar aan de voet van een kolossale eik[5] een tempel voor Zeus opgericht. Het was immers te verwachten dat zij, die werkzaam was in de tempel van Zeus in Thebe, daar waar zij was terechtgekomen de herinnering daaraan levendig wilde houden (later is zij een orakel begonnen, toen zij het Grieks begon te beheersen). Zij was het ook die zei dat haar zus in Libya was verkocht door dezelfde Foeniciërs die ook haar hadden verkocht.

[57] De vrouwen werden door de Dodoneërs “duiven” genoemd[6] en dat lag volgens mij aan het feit dat ze uit het buitenland kwamen en net als vogels geluid leken te maken. Volgens hen sprak de duif later met menselijke stem, toen de vrouw dingen zei die ze konden verstaan. Maar zolang als zij in een vreemde taal sprak, vonden ze haar als een vogel klinken,[7] want hoe kan een duif een menselijk stemgeluid voortbrengen? Verder zeggen ze dat het een zwarte duif was en willen ze daarmee aangeven dat de vrouw uit Egypte kwam. Het orakel in het Egyptische Thebe en dat in Dodona lijken juist op elkaar. Ook de zienerskunst op grond van dierenoffers heeft zijn oorsprong in Egypte.[8]


Aanbevolen literatuur

Een uitgebreide studie (masterscriptie) over het orakel van Dodona is gedaan door Maria Fotiadi, Dedications at Ancient Dodona, Univ. of Birmingham (2018).


[1] De schrijver bespreekt alleen de oudste twee orakels, t.w. die in Dodona en in de oase van Ammon; overigens kenden de Egyptenaren geen orakels, zoals de Griekse wereld die kende. 

[2] De zin blinkt niet uit in duidelijkheid, want de schrijver stapt over op mannelijke voornaamwoorden ‘ze‘ en ‘hen’ (Gr. αυτούς en αὐτοῖσι), waarmee impliciet de inwoners van Dodona in het algemeen worden bedoeld, en het onzijdige ‘die dingen’ (Gr. σφέα) oftewel het opgedragene; de conjectuur (Wilson, 2015) sfeas (Gr. σφέας), gevolgd in de vertaling, maakt er een vrouwelijk voornaamwoord van dat naar de zieneressen verwijst.

[3] Uit deze bewoordingen kan worden opgemaakt dat de schrijver zelf in Dodona is geweest (misschien toen hij op weg was naar Thourioi of daarvandaan terugkeerde naar Athene).

[4] Dit waren de oorspronkelijke bewoners van het gebied rond Dodona.

[5] De brontekst is hier wellicht corrupt, want van de eik wordt gezegd dat die ‘gegroeid’, pefykyiè (Gr. πεφυκυῖα), is; indien makra (Gr. μακρά), ‘groot’, geïnterpoleerd moet worden, bedoelt de schrijver dat voor de plaats van het orakel de keuze is gevallen op een door zijn omvang opvallende eik.

[6] Ook hier is de schrijver niet al te nauwkeurig, want de Dodoneërs kregen slechts van één vogel bezoek.

[7] Buitenlanders wier taal de Grieken niet verstonden, werden vergeleken met zwaluwen; Aeschylos (Agamemnon, r. 1050) zegt dat over de Trojaanse Kassandra en Aristofanes (Kikkers, r. 681) over de Thrakiërs.

[8] Als de schrijver hier de ingewandenschouw bedoeld, zoals het haruspicium (leverschouw) bij de Etrusken, is zijn stelling ongefundeerd; we weten niets van hiëroskopie in die vorm bij de Egyptenaren.