[40] Toen ze dat hadden gedaan, passeerde het leger. De dragers en de lastdieren liepen voorop, gevolgd door troepen van allerlei nationaliteiten, alle door elkaar heen. Toen meer dan de helft gepasseerd was, was er een tussenruimte gelaten, want zij vormden niet één colonne met de koning. Aan het hoofd hiervan gingen duizend ruiters, elitetroepen uit heel Perzië. Daarna had je duizend lansdragers, eveneens een selectie uit alle Perzen (zij hielden hun lansen met de punt op de grond gericht). Achter hen liepen tien heilige, zogeheten paarden uit Nesaia en prachtig uitgedost.[1]
Nesaia
De paarden danken hun naam aan een grote vlakte in Media, die ‘Nesaia’ heet en waar de bekende grote paarden dus worden gefokt. Achter die tien paarden had de aan Zeus[2] gewijde wagen een plek gekregen en deze werd voortgetrokken door acht witte paarden. Helemaal achter die paarden volgde een wagenmenner die de teugels vasthield, maar te voet ging: het is evident dat geen mens op die wagenbak mag plaatsnemen. Na hem kwam Xerxes hoogstpersoonlijk op een wagen met paarden uit Nesaia. De wagenmenner die naast hem had plaatsgenomen,[3] heette Patiramfes, zoon van Otanes, een man uit Perzië.
[41] Dat was de wijze waarop Xerxes op mars ging vanuit Sardes. Wanneer hij dat het juiste moment vond, stapte hij telkens vanuit de strijdwagen over in een reiswagen. Hij werd gevolgd door duizend lansdragers, de beste Perzen en van de hoogste adel (zij hielden hun lansen op normale wijze vast), en nog eens een duizendtal ruiters, Perzische elitetroepen, en achter hen 10.000 man, geselecteerd uit de overige Perzen.
Granaatappels
Dat waren de infanteristen van wie er duizend aan de onderkant van hun lansen in plaats van metalen kappen granaatappels van goud hadden.[4] De andere negenduizend werden door hen omringd en stonden midden tussen hen in. Hun granaatappels waren van zilver. Zij die hun lansen naar de grond gericht hielden, hadden granaatappels van goud, zij die pal achter Xerxes liepen, hadden appels van goud.[5] Achter de 10.000 infanteristen hadden 10.000 Perzische ruiters hun plaats gekregen. Na de ruiterij was een ruimte opengelaten van toch zeker twee stadia,[6] waarachter het overige krijgsvolk liep, allen door elkaar.[7]

Onweer en windhozen
[42] De weg die het leger nam, liep vanuit Lydia naar de rivier Kaikos en de streek Mysia en verdertrekkend vanuit de Kaikos bereikte het, rechts langs de berg Kane, langs Atarneus de stad Karene.[8] Vandaaruit marcheerde het door het dal van Thebe en passeerde de steden Atramytteion[9] en het Pelasgische Antandros.[10] De Ida links van zich latend betrad het de Troas.[11] Meteen werd het leger, toen het aan de voet van de Ida de nacht doorbracht, getroffen door onweer en windhozen. Een groot deel van de troepen kwam ter plekke om.
Bezichtiging van Troje
[43] Het leger bereikte de Skamandros, de eerste rivier waarvan, sinds zij op mars waren gegaan vanuit Sardes, de bedding was drooggevallen en die het leger en de lastdieren niet voldoende van water kon voorzien. Toen Xerxes bij die rivier was aangekomen, had hij zin om de burcht van Priamos te bekijken[12] en besteeg die. Na de bezichtiging ervan (hij kreeg over allerlei details informatie)[13] liet hij aan Athena van Troje duizend runderen offeren; de Magiërs brachten plengoffers aan de halfgoden. Ondanks het verrichten van deze handelingen ontstond ’s nachts toch paniek in het legerkamp.
De volgende dag marcheerde het leger verder en passeerde rechts de steden Roiteion, Ofryneion en Dardanos, dat direct grenst aan Abydos, links de Gergithen, afstammelingen van de Teukren.
Het leger gemonsterd
[44] Eenmaal aangekomen in Abydos wilde Xerxes het hele leger aanschouwen. Dat kon, want van tevoren was daar precies met deze intentie op een heuvel een podium van marmer gebouwd. Hieraan hadden de inwoners van Abydos gewerkt, nadat de koning daartoe eerder het bevel had gegeven. Toen hij daar plaats had genomen, zag hij het strand onder zich en liet zijn blikken gaan over het voetvolk en de vloot. Terwijl hij zat te kijken, kwam bij hem de wens een roeiwedstrijd te laten houden. Die kwam er ook en Foeniciërs uit Sidon wonnen die. Xerxes was enthousiast over de wedstrijd én zijn leger.
[1] Er zijn diverse streken in het Midden-Oosten die de naam Nesaia of Nisaia droegen; de paarden uit de genoemde streek, bekend onder de Grieken, waren groter en steviger gebouwd dan hun Arabische (en Indische, zie boek 3, hfdst. 106) soortgenoten.
[2] Bedoeld zal zijn de Perzische oppergod Ahura-Mazda; zowel Griekse als Romeinse auterus gebruiken voor uitheemse goden de namen van hun eigen (in functie overeenkomende) goden.
[3] Reeds in Homerische tijden was het gebruikelijk dat de wagenstrijder zelf niet zijn paarden mende; dat deed zijn persoonlijke wagenmenner, de hèniochos (Gr. ἡνίοχος).
[4] De Grieken kenden lansen met aan de onderkant een scherp uitlopende metalen behuizing, die o.a. ertoe diende om de lans rechtop in de grond te kunnen steken, wanneer deze niet werd gebruikt, en die de Grieken ‘hagedisprikker’, saurotèr (Gr. σαυρώτηρ) noemden; de lansen die de Perzen droegen waren in deze zin niet praktisch, maar hadden een symbolische functie (misschien dienden de ‘granaatappels’ als contragewicht).
[5] Met deze laatsten bedoelt de schrijver de duizend lijfwachten (‘zij hielden hun lansen op normale wijze vast’) die hij het eerst in dit hoofdstuk heeft genoemd.
[6] Omgerekend een afstand van bijna 400 meter (een stadion mat 185 m.; vgl. opm. 10 bij hfdst. 22).
[7] De elitetroepen telden in totaal dus 11.000 infanteristen (1000 + 10.000) en 11.000 cavaleristen (eveneens 1000 + 10.000), maar, wie weet, zijn dit symbolische aantallen.
[8] De rivier Kaikos vormt de grens tussen Lydia en Mysia; Atarneus, het huidige Dikili, ligt aan de kust, ten westen van Pergamon en tegenover Mytilènè op Lesbos
[9] Het huidige Edremit.
[10] De Pelasgen waren de meest oorspronkelijke bewoners van Griekenland; de benaming Pelasgisch staat hier synoniem voor ‘stokoud’, maar suggereert tevens een Griekse ‘claim’ op het gebied.
[11] Het is duidelijk dat Xerxes’ leger de route langs de kust nam, links om het Idagebergte; rechtsom, zoals hier beweerd wordt, is een forse omweg dwars door het binnenland van Mysia.
[12] Verderop wil Xerxes ook vanuit zee het dal van de Peneios bezichtigen (zie hfdst. 128).
[13] Blijkbaar was er genoeg te zien, alleen kon dat niet allemaal het antieke Troje zijn geweest, want het is bekend dat in latere tijd meerdere lagen stedelijke bebouwing aan de burcht zijn toegevoegd.