[109] De opvattingen onder de Atheense legeraanvoerders waren verdeeld. Sommigen waren tegen een veldslag (ze hadden daartoe niet genoeg manschappen tegen het Perzische leger), anderen vóór, onder wie Miltiades. Omdat zij verdeeld waren en de voorzichtigere opvatting dreigde te prevaleren, wendde Miltiades zich tot de opperbevelhebber van dat moment, Kallimachos uit Afidnai.[1] Wie het lot getrokken had om opperbevelhebber van de Atheners te zijn, was de man ‘met de elfde stem’; vroeger gaven de Atheners de opperbevelhebber evenveel stemrecht als de legeraanvoerders.[2]
Miltiades’ visie
Miltiades zei het volgende: “Kallimachos, het is aan jou Athene tot slavernij te brengen of, door haar te bevrijden, bij heel de mensheid de herinnering aan jezelf levend te houden, zoals zelfs Harmodios en Aristogeiton hierin niet zullen slagen. Dit nu is, sinds het ontstaan van hun volk, het grootste gevaar waarin de Atheners zijn beland. Wanneer zij zullen buigen voor de Perzen, worden zij uitgeleverd aan Hippias en staat vast wat hen te wachten staat. Maar als deze stad het overleeft, kan zij de belangrijkste stad in Griekenland worden.
“Ik zal nu uitleggen hoe dit tot stand kan worden gebracht en hoe het van jou afhangt hierover een belangrijke beslissing te nemen. Wij legeraanvoerders zijn met ons tienen, maar de opvattingen zijn verdeeld: sommigen zijn voor een veldslag, anderen tegen. Wanneer wij niet een veldslag aangaan, vermoed ik dat grote onvrede de harten van de Atheners zal binnendringen en schokken, met als gevolg dat zij overlopen naar de vijand! Maar wanneer wij de veldslag aangaan, voordat er ook maar enige aarzeling bij sommige Atheners gaat leven, kunnen wij, als de goden onpartijdig zijn, de betere zijn in de confrontatie.
“Dit alles komt nu op jou aan en hangt van jou af. Als jij je aansluit bij mijn opvatting, zal jouw vaderland onafhankelijk zijn en jouw stad de belangrijkste in Griekenland zijn. Maar als jij de opvatting deelt van hen die de veldslag sterk afraden, zal jou het tegenoverstelde ten deel vallen van het goede dat ik heb opgesomd.”
Kallimachos steunt Miltiades
[110] Met die woorden kreeg Miltiades Kallimachos aan zijn kant en omdat de stem van de opperbevelhebber meetelde, viel de beslissing: vóór de veldslag. Daarna gunden de legeraanvoerders die vóór het aangaan van de veldslag hadden gestemd, hem het dagelijks opperbevel dat eenieder van hen beurtelings voerde. Hoewel hij het accepteerde, ging hij de veldslag pas aan, toen het zijn beurt was het opperbevel te voeren.[3]
Opstelling
[111] Pas op de dag dat zijn beurt gekomen was, stelden de Atheners zich voor de aanval op.[4] Dat ging als volgt. De rechtervleugel stond onder aanvoering van Kallimachos. Het was in die tijd bij de Atheners gebruikelijk dat de opper-bevelhebber de rechtervleugel onder zijn hoede had. Hij stond vooraan en na hem vormden de stammen een keten in een vaste volgorde.[5] Als laatsten stelden de Plataiërs zich op: zij bezetten de linkervleugel.[6] Sinds dit gevecht wenst de Atheense heraut, wanneer door de Atheners geofferd wordt bij de volksfeesten die op het vierjaarlijkse festival worden gehouden,[7] niet alleen de Atheners, maar ook de inwoners van Plataiai succes toe.
De Atheners namen toen hun posities bij Marathon in en dat verliep ongeveer als volgt. Het leger, dat zich even breed tegenover dat van de Perzen opstelde, telde in het centrum slechts enkele linies en was op die plek het zwakst, maar zijn beide vleugels waren sterk bezet.
In looppas op de Perzen af
[112] Alle posities waren ingenomen, de offers lieten gunstige voortekens zien[8] en toen de Atheners daarvoor het startsein kregen, renden zij in looppas op de Perzen af.[9] De ruimte tussen hen in bedroeg zeker 1500 meter.[10] Toen de Perzen hen in looppas op zich zagen afkomen, maakten zij zich gereed hen op te vangen. Zij verklaarden de Atheners voor gek en zelfdestructief, want zij zagen dat ze in de minderheid waren en in looppas op hen afrenden, zonder te beschikken over ruiters of boogschutters. Dat was hun inschatting.

De Atheners gingen echter in gesloten formatie het gevecht aan met de Perzen en leverden een memorabele strijd. Zij waren de eerste Grieken van wie wij weten dat zij van een stormloop tegen vijanden gebruik maakten en ook de eersten die het ondervonden om Perzische uniformen te zien en de mannen die die droegen. Tot dan toe riep alleen al het horen van het woord ‘Pers’ bij de Grieken angst op.
[1] District, demos (Gr. δῆμος), in Attika, ten noordwesten van Marathon.
[2] Elk van de tien Atheense ‘stammen’, fylai (Gr. φύλαι), leverde een bevelhebber, strategos (Gr. στρατηγός), die in tijd van oorlog onder het commando stond van een stadsbestuurder, archont (Gr. ἄρχων), die dan tijdelijk opperbevelhebber, polemarchos (Gr. πολέμαρχος), was; het is niet geheel duidelijk of de schrijver hier de situatie juist beschrijft, want het bij lot aanwijzen van de archont geschiedde pas na 487 vóór Christus.
[3] Het opperbevel, prytaneia (Gr. πρυτανεία), rouleerde dagelijks, iets wat in het dagelijks bestuur van Athene was ingebed: zo werd de politieke invloed gelijkelijk verdeeld over elke stam (vgl. hierboven opm. 2); het aanbod waarvan sprake is, had als consequentie dat de bevelhebber met het opperbevel op die dag een eervolle positie (d.w.z. op de rechtervleugel) mocht innemen in de slaglinie.
[4] De gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden op 13 september 490 vóór Christus.
[5] De fylai (vgl. hierboven opm. 2) kregen bij loting een volgorde toegewezen; Kleisthenes had ze trouwens een officiële nummering gegeven, die een vaste volgorde bepaalde.
[6] De minst prestigieuze positie, maar dit zegt niets over de militaire kwaliteiten van de burgers van Plataiai, want hun plek was door het lot bepaald.
[7] In Athene werden om de vier jaar de Panathenaia (Gr. Παναθήναια, ‘totaal-Atheense festiviteiten’) gehouden, een groot cultureel en sportief festival dat vele bezoekers van heinde en verre trok.
[8] De gedragingen en de ingewanden van offerdieren voorspelden de toekomst.
[9] Een van de eerste keren dat de taktiek van de falanx (Gr. φάλαγξ) wordt beschreven; de Grieken zullen pas onder schootsafstand van de Perzische boogschutters hun sprint, dromos (Gr. δρόμος), hebben getrokken.
[10] Om precies te zijn ‘niet minder dan 8 stadia’ (zie hfdst. 36, voetnoot 13 en hfdst. 42, opm. 10), maar hebben de Atheners de hele afstand in volle wapenrustig rennend (in een dromos) wel kunnen afleggen?