Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Farao’s Psammis en Apriës

[160] Toen deze Psammis farao van Egypte was, kreeg hij bezoek van gezanten van de Eliërs, die met trots verkondigden dat zij van alle mensen op de meest onpartijdige en stijlvolle manier de spelen in Olympia organiseerden. Volgens hen zouden de Egyptenaren, toch de wijste mensen, met hun vindingrijkheid niets daaraan kunnen toevoegen.[1]

Advies voor de Eliërs

Toen de Eliërs na hun verschijning in Egypte de reden van hun komst aangaven, was dat het moment waarop deze farao de Egyptenaren uitnodigde die de naam hadden de wijste te zijn. De Egyptenaren kwamen bijeen en hoorden de Eliërs vertellen wat zij zoal voor de spelen moesten doen. Ze gaven alle informatie en zeiden te zijn gekomen om iets van hen op te steken. Misschien konden de Egyptenaren bedenken wat nóg onpartijdiger was dan wat ze deden.

Na beraad te hebben gehouden vroegen zij aan de Eliërs of hun eigen burgers aan de spelen deelnamen. Ze verklaarden dat eenieder, ongeacht Eliër of andere Griek, de mogelijkheid had aan de spelen deel te nemen. De Egyptenaren maakten echter duidelijk dat ze door zo’n organisatie iedere vorm van onpartijdigheid met voeten traden. Het kon niet anders of ze gaven de medeburger een voordeel en benadeelden de gast. Als ze een onpartijdige organisatie wilden en dat de reden was waarom ze naar Egypte waren gekomen, adviseerden zij hen de spelen te organiseren voor de deelnemers van buiten hun land en alle Eliërs van deelname uit te sluiten. Deze raad gaven ze aan de Eliërs mee.

Opstand tegen Apriës

[161] Psammis was slechts zes jaar farao van Egypte en overleed kort nadat hij een legercampagne was begonnen tegen Ethiopië. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Apriës, die op zijn voorvader Psammetichos na tot dan de meest succesvolle farao werd. Tijdens de 25 jaar van zijn regering leidde hij een legerexpeditie tegen Sidon en leverde hij een zeeslag met de Tyriërs.

Omdat het slecht met hem moest aflopen, trof het lot hem om een reden waarop ik nu even zal ingaan, maar uitgebreider in m’n verhalen over Libya.[2] Apriës had namelijk een groot leger op de Kyreneërs afgestuurd, maar leed een gruwelijke nederlaag. De Egyptenaren namen hem dat kwalijk en kwamen tegen hem in opstand. Ze vonden dat Apriës hen bewust een evidente catastrofe had ingejaagd, want hij wilde hun ondergang en zelf in grotere veiligheid over de overige Egyptenaren heersen.

De teruggekeerde soldaten en de vrienden van de omgekomenen maakten zich hierover kwaad en kwamen meteen in opstand.

Amasis overloper

[162] Apriës hoorde hiervan en stuurde Amasis op hen af om ze te overreden om van hun plannen af te zien. Toen deze na zijn komst de Egyptenaren wilde laten ophouden waarmee ze bezig waren, kwam een van de Egyptenaren tijdens zijn toespraak achter hem staan, plaatste een helm op z’n hoofd en zei, terwijl hij dat deed, dat hij hem tot farao kroonde. Wat er gebeurde, vond hij niet eens zo vervelend, zoals hij liet blijken. Nu de opstandelingen hem tot farao van de Egyptenaren hadden uitgeroepen, nam hij voorbereidingen tot een mars tegen Apriës.

Deze hoorde hiervan en stuurde uit eigen kring een Egyptenaar van aanzien, die Patarbemis heette, naar Amasis. Hij droeg de man op Amasis levend en wel bij hem voor te leiden. Patarbemis meldde zich bij hem en droeg Amasis op mee te gaan, maar Amasis (op dat moment zat hij op een paard) kwam een stukje overeind en liet een wind.[3] “Breng die maar naar Apriës”, zei hij.

Hoe het ook zij, Patarbemis vond het wenselijk dat hij, omdat het de farao was die hem ontbood, naar hem toeging. De ander antwoordde hem dat hij al lang voorbereidingen trof om dat te doen en Apriës hem geen verwijten kon maken. Sterker nog, hij zou er zelf zijn en anderen met zich meebrengen.[4] Patarbemis doorzag heel goed de bedoeling van zijn woorden en ging, toen hij zijn voorbereidingen zag, haastig terug, want hij wilde de farao zo snel mogelijk van de gebeurtenissen op de hoogte brengen.

Apriës verliest laatste aanhang

Toen hij zich zónder Amasis bij Apriës had gemeld, accepteerde deze geen enkele uitleg van hem en droeg witheet van woede op hem de oren en neus af te snijden. De overige Egyptenaren die nog aan zijn kant stonden, zagen hoe de meest gerespecteerde man uit hun midden op zo’n schandelijke wijze verminkt werd, liepen zonder een moment af te wachten over naar de rest en leverden zich uit aan Amasis.

[163] Nadat ook Apriës ook daarvan hoorde, bracht hij zijn hulptroepen onder de wapens en trok op tegen de Egyptenaren. Hij had 30.000 Kariërs en Ioniërs als hulptroepen bij zich en zijn paleis, dat groot en prachtig was, bevond zich in de stad Saïs. Apriës trok met zijn manschappen op tegen de Egyptenaren en Amasis met die van hem tegen het vreemdelingenleger. De twee troffen elkaar bij de stad Mōmemfis en zouden het daar tegen elkaar uitvechten.


[1] Het verhaal laat zien hoe de Grieken koketteerden met hun sportiviteitsgeest, een bij andere culturen in de oudheid ongekend fenomeen.

[2] Zie boek 4, hfdst. 159.  

[3] Deze weinig verheffende vertoning is misschien een voorbode voor Amasis karakterisering als een ‘man uit het volk’ (Gr. δημότην ἐόντα, zie hfdst. 172).

[4] De ironie ontgaat Patarbemis niet: een vriendelijk bezoek van Apriës zou het niet worden.