[23] Nu was het de beurt aan de Ichthyofagen om de koning te vragen naar hún leeftijd en levenswijze, waarop hij zei dat de meesten van hen 120 jaar oud werden, sommigen daar zelfs overheen kwamen, hun voedsel uit gekookt vlees bestond en zij melk dronken. Omdat de verspieders zich verbaasden over de leeftijd, bracht hij ze naar een bron waaruit zij na een bad nogal glimmend eruit kwamen te zien, alsof het een bron van olie was. Er kwam een geur van af als van viooltjes en het water van die bron was volgens de verspieders zó dun dat er niets op kon blijven drijven, geen hout en niets dat lichter is dan hout. Alles verdween in de diepte. Als het water écht zo is, zoals wordt beweerd, kan dat de reden zijn, waarom zij een lang leven hebben, want ze gebruiken het continu.[1]
Ze lieten de bron achter zich en werden door de koning naar een gevangenis met mannen gebracht, waar allen in gouden voetboeien waren vastgeklonken. In dat deel van Ethiopië is brons allerschaarst en zeer kostbaar. Na een kijkje in de gevangenis kregen ze ook de zogeheten tafel van Hēlios te zien.
Doorzichtige grafkisten
[24] Daarna kregen ze ook hun graven te zien die naar hun zeggen van kristal worden gemaakt[2] en wel als volgt. Wanneer ze het lijk op Egyptische dan wel andere wijze hebben uitgedroogd, beschilderen ze het door het helemaal met krijt in te smeren, waarbij ze zo goed mogelijk een gelijkenis met de overledene nastreven. Vervolgens omhullen ze het met een holle zuil,[3] gemaakt van kristal. Dit wordt door hen in grote hoeveelheden gedolven en is goed bewerkbaar.
Het lijk zit binnen in de zuil en is goed zichtbaar. Er komt helemaal geen nare geur van af noch iets anders dat vervelend is. Alle details van het lijk zijn goed te zien. De naaste familieleden houden de zuil een jaar lang thuis en delen alles ermee en brengen er offers aan. Daarna halen ze hem weg en geven hem ergens buiten de stad een plek.
Kambyses naar Ethiopië
[25] Na het zien van dit alles gingen de verspieders naar huis. Toen zij hun verslag hadden uitgebracht, ontstak Kambyses meteen in woede en leidde zijn leger tegen de Ethiopiërs. Dit deed hij zonder een opdracht tot enige bevoorrading en zonder zich te realiseren dat hij z’n leger naar de uiterste grenzen van de wereld liet marcheren. Als een bezetene en zonder na te denken leidde hij z’n leger, zodra hij door de Ichthyofagen was geïnformeerd. Hij droeg de Grieken in zijn gevolg op te blijven waar ze waren, maar voerde het volledige landleger met zich mee.
Toen hij op zijn mars in Thebe was gekomen, splitste hij ongeveer 50.000 manschappen van het leger af en droeg ze op de Ammoniërs tot slaaf te maken en het orakel van Zeus in brand te steken.[4] Zelf ging hij met de rest van z’n leger op de Ethiopiërs af. Zijn leger had nog geen vijfde deel van de mars afgelegd, of al het voedsel dat ze bij zich hadden, was acuut opgeraakt. Na het voedsel werden de lastdieren opgegeten en ook die raakten op.
Kannibalisme
Als nu Kambyses in zijn wijsheid tot inkeer was gekomen en z’n leger rechtsomkeert liet maken, zou hij op zijn aanvankelijke vergissing na een verstandig man zijn geweest. Nu echter ging hij geheel onbezonnen alsmaar verder. Zolang als zijn soldaten iets uit de aarde konden halen, hielden zij zich in leven door het eten van gewassen, maar toen ze in de woestijn waren gekomen, gingen sommigen van hen over op een afschuwelijke daad. Uit telkens tien van hen wezen zij één bij loting aan en aten hem op.[5]
Toen Kambyses hiervan de signalen ontving, werd hij beducht voor hun kannibalisme,[6] gaf de expeditie tegen de Ethiopiërs op en keerde om. Eenmaal terug in Thebe had hij vele manschappen verloren. Vanuit Thebe ging hij naar Memfis in het noorden en liet de Grieken naar huis varen.
Een leger zoekgeraakt
[26] Zo eindigde de expeditie tegen de Ethiopiërs. Van de anderen, die op militaire expeditie tegen de Ammoniërs waren gestuurd, staat vast dat ze de stad Oasis hebben bereikt,[7] want ze hadden gidsen bij zich, toen ze vanuit Memfis waren vertrokken. Oasis was in handen van Samiërs, naar verluidt uit de stam Aischronia.[8] Zij wonen een reis van zeven dagen door de woestijn ver van Thebe en in het Grieks heet die plek Eiland van de Gelukzaligen.[9]
Volgens zeggen kwam het leger in ieder geval tot die plek, maar vanaf daar kan niemand anders, behalve de Ammoniërs zelf en mensen die het van hen gehoord hebben, iets over hen vertellen. Tot de Ammoniërs zijn ze niet gekomen en ze zijn ook niet naar huis teruggekeerd.
Verder wordt het volgende door de Ammoniërs zelf verteld. Toen ze vanuit Oasis door de woestijn tegen hen optrokken, waren ze ergens midden tussen Oasis en hen in terechtgekomen en stak, terwijl zij aan het ontbijten waren, er een buitengewoon sterke zuidenwind op die een zandstorm veroorzaakte. Ze werden erdoor bedolven en zo kwam het dat ze niet meer werden gezien.
Dat is de versie die de Ammoniërs vertellen over dat leger.
[1] Niet als drinkwater, wel te verstaan; overigens wordt hier nergens een oorzakelijk verband aangetoond tussen het ‘dunne’ water en de lange levenstijd van de Ethiopiërs.
[2] Het woord kristal, hyalos (Gr. ὓαλος), is hier wellicht misplaatst; de bewerkbaarheid van het materiaal wijst eerder in de richting van het doorschijnende albast.
[3] De ‘holle zuil’ is een rechtopstaande grafsteen, stēlē (Gr. στήλη).
[4] Het is vreemd dat Kambyses niet eerder de manschappen afsplitste, want nu moeten ze vanuit het zuidelijker gelegen Thebe zich naar het in het noordwesten gelegen Ammon begeven.
[5] Als Kambyses de helft van zijn leger op de Ammoniërs heeft afgestuurd, zijn 5000 man slachtoffer van het kannibalisme geworden; overigens wordt nergens in deze regels gebrek aan water als belemmerende omstandigheid genoemd, hoewel de tocht door de woestijn ging.
[6] Zijn vrees betrof op de eerste plaats het verlies aan slagkracht van zijn troepen.
[7] De schrijver heeft de algemene omschrijving ‘oase’ (Gr. Ὄασις), miss. van Egyptische oorsprong, opgevat als een feitelijke naam van de stad; het is een bij de Grieken verder onbekend woord en wordt hier voor het eerst en alleen in dit hoofdstuk (3x) gebruikt.
[8] De oerbevolking van Griekse steden was verdeeld over enkele stammen of clans, zgn. fylai (Gr. φυλαῖ); Samos telde, net als het oude Athene, er vier.
[9] D.w.z. Makarōn Nēsos (Gr. Μακάρων Νῆσος), en wel omdat het een afgelegen plek (‘eiland’) was en de zielen van de gestorvenen er wellicht volgens de Egyptenaren woonden.