[118] Het overkwam Intafrenes, een van de zeven opstandelingen tegen de Magiër, dat hij meteen na de opstand ter dood werd gebracht, toen hij de volgende overtreding had gepleegd. Hij wilde het paleis betreden en met de koning iets zakelijk bespreken. Nu gold het gebruik dat de opstandelingen tegen de Magiër zonder aankondiging toegang tot de koning hadden, als deze niet met een vrouw het bed deelde.[1] Intafrenes vond dus niet dat hij door iemand hoefde te worden geïntroduceerd en wilde naar binnen gaan, omdat hij een van de zeven was. De poortwachter en paleisbode lieten hem echter weten dat de koning met een vrouw het bed deelde en verleenden hem geen toegang.
Actie van één man
Intafrenes dacht dat ze niet de waarheid zeiden en deed het volgende. Hij trok zijn zwaard en hakte hen de oren en neus af. Hij knoopte deze vast aan zijn paardenteugel, bond die om hun nek en stuurde ze zo weg.[2]
[119] Zij echter presenteerden zich aan de koning en vertelden hem hoe het met hen zover was gekomen. Dareios, bang geworden dat de zes anderen over deze handelwijze onderlinge afspraken hadden gemaakt, riep hen één voor één bij zich en polste hun gezindheid. Keurden zij goed wat er was gebeurd?
Toen hem duidelijk was geworden dat Intafrenes zonder hun instemming had gehandeld, liet hij hem, zijn kinderen en alle naaste familieleden oppakken.[3] Hij leefde in de veronderstelling dat de man samen met zijn familie een complot tegen hem beraamde en liet ze na hun arrestatie, in afwachting van hun executie, opsluiten.
Onverwacht antwoord
Intafrenes’ vrouw echter liet zich met regelmaat bij de poort van de koning zien en huilde en jammerde voortdurend. Omdat zij dat steeds bleef doen, wekte zij bij Dareios medelijden. Hij stuurde een bode en liet het volgende weten: “Vrouw, koning Dareios vergunt het u om uit alle familieleden die vastzitten een keuze te maken en het leven van één van hen te redden.” Zij dacht na en kwam met het volgende antwoord: “Indien de koning mij het leven gunt van één persoon, kies ik uit allen voor mijn broer.”
Toen Dareios dat hoorde, was hij verbaasd over dat antwoord en liet bij monde van een bode verklaren: “Vrouw, de koning vraagt u wat uw motief is om man en kinderen te laten zitten en ervoor te kiezen om het leven van uw broer te sparen, met wie u niet zo’n band heeft als met uw kinderen en die u minder dierbaar is dan uw man?” Haar antwoord luidde: “Koning, zo god dat wil, kan ik een andere man en andere kinderen krijgen, als ik die verlies. Maar nu mijn vader en moeder er niet meer zijn, kan ik op geen enkele wijze nog een broer krijgen.[4] Dat is de reden waarom ik dat zei.”
Dareios vond dat de vrouw een punt had en liet hem, om wie zij vroeg, gaan én uit sympathie voor de vrouw ook haar oudste zoon. Alle anderen liet hij ombrengen. Een van de zeven is dus direct aan zijn eind gekomen op de hierboven beschreven wijze.
[1] Dit privilege is meteen na de omverwerping van de Magiërs door de opstandelingen afgesproken (zie hfdst. 84).
[2] De vernedering, naast de lichamelijke verminking, bestond uit de aanblik dat ze als slaven werden afgevoerd.
[3] Dat zullen alleen de mannelijke familieleden zijn geweest, want de moeder liep blijkens het vervolg nog in vrijheid rond.
[4] Een vergelijkbare gedachtegang laat Sofokles Antigone uitspreken in de naar haar genoemde tragedie (Antigone rr. 909-912, waarvan de laatste 2 regels geciteerd worden door Aristoteles, Rhet. 1417a rr. 32-33); wie van de twee schrijvers was de eerste of zijn zij beiden schatplichtig aan een oudere bron?