[34] Na Solons vertrek kreeg Kroisos te maken met fikse vergelding[1] van de kant van de goden, vermoedelijk omdat hij zichzelf de allergelukkigste mens op aarde vond. Het duurde niet lang of hij kreeg, toen hij lag te slapen, een droom[2] die hem op het spoor bracht van de ellende die z’n zoon te wachten stond. Kroisos had twee zonen, van wie de een gehandicapt was (horen en spreken kon hij niet) en de ander in alles ver boven zijn leeftijdgenoten uitblonk. Deze zoon heette Atys en de droom maakte Kroisos duidelijk dat hij Atys, dodelijk getroffen door een speerpunt van ijzer, zou verliezen.
Toen hij wakker was geworden en alles nog eens naliep, schrok hij van de droom en bezorgde zijn zoon een vrouw.[3] Normaal gesproken voerde zijn zoon de troepen van de Lydiërs aan, maar nu stuurde hij hem nergens meer voor zoiets eropuit. Hij liet speren en lansen en alles wat mensen zoal gebruiken in een oorlog uit de mannenvertrekken halen en in afgesloten ruimtes opstapelen, opdat ze niet nog ergens hingen en op z’n zoon zouden vallen.[4]
Adrastos komt bij Kroisos
[35] Terwijl hij bezig was met het voorbereiden van het huwelijk van zijn zoon, kwam een man in Sardes die door het lot geplaagd werd en geen schone handen had. Hij was een Frygiër en lid van de koninklijk familie. Hij was naar het paleis van Kroisos gekomen en deed een verzoek om vrijspraak te krijgen[5] volgens de gebruiken van het land, welk verzoek door Kroisos werd ingewilligd (zo’n vrijspraak bij de Lydiërs is vergelijkbaar met die bij de Grieken).
Toen Kroisos de gebruikelijke handelingen had uitgevoerd, informeerde hij waarvandaan de man kwam en wie hij was, en deed dat met de woorden: “Beste man, wie ben jij en uit welk deel van Frygia kom jij, dat je plaatsneemt bij mijn haard? De dood van welke man of vrouw heb jij op je geweten?” Zijn antwoord luidde: “Koning, ik ben de zoon van Gordias, kleinzoon van Midas. Mijn naam is Adrastos.[6] Ik heb per ongeluk mijn eigen broer gedood en ben hier, omdat ik door m’n vader ben verdreven en al mijn bezittingen mij zijn ontnomen.” Dit was Kroisos antwoord: “Je bent, geluk bij een ongeluk, een kind van vrienden van ons en je hebt vrienden opgezocht. Het zal je aan niets ontbreken, zolang als je bij ons verblijft. Het zal voor jou het beste zijn, als jij zo min mogelijk het door jou genoemde ongeluk voelt.”
Het Mysisch everzwijn
[36] Hij woonde dus bij Kroisos en rond diezelfde tijd is op de Olympos[7] in Mysia een kolossaal everzwijn ter wereld gekomen. Het kwam van die berg afgedaald en verwoestte keer op keer de velden van de Mysioi. Niet zelden trokken zij tegen het beest eropuit, maar konden het geen enkel kwaad doen en werden zelf erdoor verwond. Uiteindelijk zochten gezanten van de Mysioi Kroisos op en zeiden het volgende: “Koning, een kolossaal everzwijn is in ons gebied opgedoken en vernielt onze velden. We willen het graag vangen, maar dat lukt ons niet. We vragen u nu om uw zoon en een selecte groep jongemannen met honden te sturen om ons te helpen het beest onschadelijk voor ons gebied te maken.”
Zo luidde hun verzoek, maar Kroisos herinnerde zich zijn droom en sprak tot hen de volgende woorden: “Dat van mijn zoon moeten jullie verder vergeten, want ik zal hem niet sturen om jullie te helpen. Hij is zojuist in het huwelijk getreden en is er maar druk mee. Ik zal wel een selecte groep Lydiërs en heel mijn equipage aan jagers sturen om jullie te helpen. Wie gaat, zal van mij de opdracht krijgen zich vol ervoor in te zetten dat zij jullie helpen het beest onschadelijk te maken voor jullie gebied.”
Atys mag niet mee op jacht
[37] Dat was zijn antwoord. Toen de Mysioi hierover hun tevredenheid lieten blijken, verscheen Kroisos’ zoon, want hij had te horen gekregen waarom de Mysioi vroegen. Kroisos weigerde hoe dan ook z’n zoon eropuit te sturen om hen te helpen, waarop de jongen het volgende tegen hem zei: “Vader, tot nu toe konden wij de mooiste en hoogste roem vergaren door ten oorlog te trekken of op jacht te gaan. Nu scherm jij me af van die twee dingen zonder bij mij lafheid of angst te hebben geconstateerd. Welke houding moet ik mij geven,[8] wanneer ik het marktplein op- of afloop?[9] Wat zullen mijn medeburgers van mij denken, wat de vrouw met wie ik onlangs ben getrouwd? Met wat voor een man zal zij denken samen te leven? Welnu, laat mij op jacht gaan of geef mij overtuigende argumenten waarom het beter is zo te doen, zoals jij het wilt.”
[38] Kroisos gaf het volgende antwoord: “Zoon, ik doe dit, niet omdat ik bij jou lafheid of iets anders wat mij niet zint heb geconstateerd. Ik kreeg een droom waarin mij werd verteld dat jij er niet lang meer zult zijn, want je zult door een speerpunt van ijzer je leven verliezen. Vanwege die droom heb ik haast gemaakt met jouw huwelijk en stuur ik je niet op expeditie. Ik houd je in de gaten, misschien kan ik, zolang als ik leef, jou voorlopig voor de ondergang behoeden. Jij bent nu eenmaal mijn enige zoon; de ander beschouw ik om zijn handicap niet als mijn zoon.
[39] De jongen reageerde als volgt: “Vader, ik heb er begrip voor dat je na zo’n droom mij in de gaten houdt. Maar mag ik je op iets wijzen wat je niet begrijpt en in de droom mist?[10] Je zegt dat de droom aangeeft dat ik door een speerpunt van ijzer zal omkomen. Wat voor handen en wat voor speerpunt van ijzer heeft een everzwijn, dat je er zo bang voor bent? Als de droom je had verteld dat ik zal omkomen door een tand of iets anders wat erop lijkt, moet jij inderdaad dat doen wat je doet, maar er is gezegd… ‘door een speerpunt’. Er staat ons geen gevecht tegen mensen te wachten, laat mij dus gaan!”
[40] Kroisos antwoordde: “Zoon, jij wint – niet helemaal, maar toch – met jouw uitleg van de droom. Nu ik door jou ben verslagen, zie ik het anders en sta ik je toe om op jacht te gaan.”
Adrastos begeleidt Atys
[41] Toen hij dat gezegd had, liet Kroisos de Frygiër Adrastos bij zich komen en zei, toen deze hem had opgezocht, het volgende: “Adrastos, je bent getroffen door tegenspoed, hinderlijk voor jou, maar niet iets wat ik je kwalijk neem, en ik heb je vrijspraak verleend. Ik heb je in mijn paleis opgenomen en je voorzien in al jouw onderhoud. Ik heb jou van het begin af aan goed behandeld, nu ben je mij verschuldigd daarvoor in de plaats iets goeds te doen. Ik vraag je de bewaker te worden van mijn zoon, wanneer hij voor de jacht vertrekt. Ik wil niet hebben dat een stel gemene boeven voor jullie opduikt en kwaad doet.[11] Trouwens, ook jij moet je daar begeven, waar jij met je daden opvalt.[12] Dat laatste was iets van je vader en grootvader en je hebt er ook de kracht voor.”
[42] Adrastos kwam met dit antwoord: “Koning, onder andere omstandigheden zou ik zo’n uitdaging niet zijn aangegaan. Het past een persoon die onder zo’n lot gebukt gaat, niet om zich aan te sluiten bij leeftijdgenoten met wie het goed gaat. Maar ook de wil ertoe ontbreekt bij mij. En als die er wel was, zelfs dán zou ik mij op vele manieren hebben ingehouden. Omdat u aandringt en ik u dank verschuldigd ben (het is nu mijn beurt iets goeds voor u te doen), ben ik nu bereid dat te doen. Ga ervanuit dat uw zoon, die ik op uw verzoek onder mijn hoede neem, dankzij zijn bewaker ongedeerd bij u zal terugkeren.”
[43] Toen hij Kroisos dat antwoord had gegeven, gingen zij daarna op weg, vergezeld door een selecte groep jongemannen en honden. Aangekomen bij de berg Olympos hielden ze een zoektocht naar het beest en gingen, toen ze het gevonden hadden, in een cirkel eromheen staan en wierpen hun speren erop af. Dat nu was het moment, waarop de vreemdeling, juist híj die van moord was vrijgesproken en Adrastos heette,[13] z’n speer op het everzwijn richtte, miste en Kroisos’ zoon raakte. Deze werd dodelijk getroffen door de speerpunt en deed daarmee in vervulling gaan wat de droom aankondigde.
Iemand rende weg om Kroisos te berichten wat er was gebeurd. Aangekomen in Sardes vertelde hij hem over het gevecht en het lot van zijn zoon.
Kroisos hoort van Atys’ dood
[44] Kroisos was compleet verslagen door de dood van zijn zoon, maar vond het nog veel erger dat z’n zoon was gedood door de man die hij van moord had vrijgesproken. Buitengewoon verdrietig over het ongeluk riep hij Zeus Katharsios[14] aan om hem getuige te laten zijn van het leed dat hem door de vreemdeling was aangedaan. Ook Zeus Efistios[15]en Hetaireios[16]riep hij aan en hij bedoelde dezelfde god: de eerste, omdat hij de vreemdeling in z’n paleis had opgenomen zonder te weten dat hij een moordenaar van zijn zoon te eten gaf, de tweede, omdat hij hem als beschermer had meegestuurd, maar in hem de grootste vijand vond.
[45] Daarop verschenen de Lydiërs met het dode lichaam, achter hen aan kwam de moordenaar. Deze ging ervoor staan en gaf zich over aan Kroisos, de armen voor zich uitstrekkend. Hij vroeg de koning hem boven op het lijk af te slachten,[17] terwijl hij wees op zijn eigen ongeluk van vroeger en zei dat hij het niet verdiende om te leven, omdat hij de man te gronde had gericht die hem van zijn ongeluk had vrijgesproken. Kroisos hoorde die woorden en had medelijden met Adrastos, ondanks de diepe ellende waarin hij zelf verkeerde. Hij zei tot hem: “Vreemdeling, ik heb reeds alle genoegdoening van jou gekregen, nu jij jezelf tot de dood veroordeelt. Niet jíj hebt schuld aan deze ellende, behalve dat je ongewild uitvoerder bent geweest; nee, schuldig is volgens mij een van de goden, die mij een tijd terug heeft gewaarschuwd voor de toekomst.”
Kroisos
gaf zijn zoon een begrafenis zoals het gebruik dat wilde. Adrastos echter, zoon
van Gordias, kleinzoon van Midas, nu moordenaar van zijn eigen broer én van de
man die hem vrijsprak,[18]
besefte dat hij van allen die hij kende, het zwaarst door ongeluk was
getroffen. Toen het rond het graf rustig was geworden en er geen mensen meer waren,
sloeg hij boven de graftombe de hand aan zichzelf.
[1] De vergelding (nemesis) volgt op de waan of overmoed (hybris) van Kroisos (vgl. opm. 52).
[2] De eerste in een lange reeks dromen in de Historiën, die, al dan niet verkeerd geduid, de inleiding vormen tot tragische omstandigheden.
[3] Een van de twee maatregelen die Atys voor onheil moeten behoeden; Kroisos wil zijn zoon met een huwelijk thuishouden en voor de gevaren op het krijgsveld behoeden.
[4] Ook bij de Grieken hingen de wapens aan de muren; Odysseus laat zijn zoon Telemachos de wapens in huis ‘naar beneden halen’ en opbergen, zodat de vrijers er niet bij kunnen (Homeros, Od. boek 19, r. 4).
[5] Een hogere instantie, c.q. koning, was gerechtigd de schuld van een (vaak onbedoeld gepleegde) misdaad kwijt te schelden door ‘zuivering’, katharsis (Gr. κάθαρσις).
[6] Nomen est omen, ‘what’s in the name?’ Zijn naam is zuiver Grieks en betekent zoveel als ‘hij die niet kan ontsnappen (aan zijn lot)’; uit het vervolg (zie hfdst. 43) zal blijken waarom.
[7] Een berg van meer dan 2500 meter hoogte (huidige naam: Uludağ), deel van het Marmaragebergte ten zuidoosten van de Zee van Marmara (Propontis).
[8] De brontekst heeft het over “met welke ogen moet ik mij vertonen?”, met de achterliggende gedachte dat de blik in de ogen de geestelijke toestand van Atys verraadt.
[9] Voor de Grieken was het martkplein, de agora (Gr. ἄγορα), typisch de plaats voor democratisch, centraal overleg; het (mede)burgerschap dat in de volgende zin wordt genoemd, kan nauwelijks voor de Lydiërs hebben gegolden.
[10] De woorden van de jongen tegen zijn vader klinken weliswaar verwaand, maar meteen aan het begin van het verhaal is gewezen op zijn intelligentie (zie hfdst. 34).
[11] Thuis zijn de wapens opgeborgen en het everzwijn zal Atys niet met speerpunten kunnen bedreigen; volgens Kroisos kan Atys alleen nog onderweg van overvallers wat te duchten hebben.
[12] Dit is een geval van dramatische ironie, want de oplettende lezer vermoedt al wat er mis kan gaan; het ‘opvallen’ zal niet in positieve zin zijn.
[13] Zijn naam wordt nog een keer genoemd vanwege het betekenisvolle karakter ervan (vgl. hfdst. 35); hier krijgt het zelfs een tweede lading in de zin van ‘onontkoombaar’ (voor Atys).
[14] Zeus de ‘zuiveraar’ (Gr. καθάρσιος) die de schuld van een onbedoeld misdrijf kan kwijtschelden.
[15] Zeus ‘van huis en haard’ (Gr. ἐφέστιος) die smekelingen bescherming bood.
[16] Zeus de ‘beschermer van kameraadschap’ (Gr. ἑταιρεῖος).
[17] Adrastos biedt zich als zoenoffer aan.
[18] Formeel gesproken is dit onjuist, maar de moordenaar had Kroisos’ leven grondig op z’n kop gezet.