[97] Terwijl zij met hun actie bezig waren, hadden ook de bewoners van Delos hun eiland verlaten en een veilig heenkomen gezocht op Tenos. Toen de legermacht al aan kwam varen, liet Datis, die zelf vooruit was gevaren, de schepen niet bij Delos voor anker gaan, maar verderop bij Renaia.
Deliërs hoeven niet bang te zijn
Na informatie te hebben gekregen over de verblijfplaats van de inwoners van Delos, stuurde hij een heraut en liet hen het volgende weten: “Heilige mannen, waarom zijn jullie op de vlucht geslagen? Denken jullie soms weinig goeds over mij? Ik zelf in ieder geval ben in zoverre verstandig en heb ook in die zin van mijn koning de opdracht gekregen om in dat land waar de twee goden[1]geboren zijn, geen enkele schade aan te richten, noch wat betreft het land zelf noch zijn bewoners. Keer nu dus terug naar jullie huizen en neem uw eiland weer in bezit.” Dat liet hij per heraut aan de bewoners van Delos weten, waarna hij wierook ter waarde van 300 talenten[2] liet opstapelen en op het altaar als rookoffer verbranden.
Aardbeving
[98] Na die handelingen voer Datis met z’n troepen eerst naar Eretria; aan boord waren ook Ioniërs en Aioliërs.[3] Na zijn vertrek vanuit Delos, werd volgens berichten van de Deliërs hun eiland getroffen door een aardbeving, de eerste en laatste die, zolang als ik leef, heeft plaatsgevonden. Met dit teken waarschuwde de god de mensen voor rampen in de toekomst. Ten tijde van Dareios, zoon van Hystaspes, Xerxes, zoon van Dareios, en Artoxerxes, zoon van Xerxes – dat zijn drie achtereenvolgende generaties – overkwam Griekenland meer kwaad dan tijdens twintig andere generaties vóór Dareios, waarmee het te maken kreeg aan de ene kant door de Perzen, aan de andere kant door hun leiders zelf die om de heerschappij oorlogen voerden. Daarom is het niet zo onwaarschijnlijk dat Delos door een aardbeving werd getroffen, waar het voorheen vrij van aardbevingen was.
Orakel
In een orakelspreuk is over het eiland het volgende opgetekend: “Ik zal Delos doen bewegen, ook al is het onbewogen.” In het Grieks trouwens betekenen de namen Dareios, Xerxes en Artoxerxes respectievelijk Handhaver, Strijder en Grote Strijder. Dit zijn de namen die de Grieken terecht aan die koningen kunnen geven. [4]
Plundering van Karystos
[99] Na hun vertrek vanuit Delos koersten de Perzen af op de Eilanden[5], voegden manschappen toe aan hun leger en namen de kinderen van de eilandbewoners als gijzelaars.[6] Na een ronde langs de Eilanden koersten zij ook af op Karystos. De mensen daar stonden geen gijzelaars aan hen af en weigerden tegen naburige steden op te trekken, waarmee zij Eretria en Athene bedoelden. Karystos werd toen belegerd en zijn land geplunderd, net zo lang totdat ook de inwoners van Karystos zich naar de wil van de Perzen schikten.
Verschillende standpunten
[100] Toen de Eretriërs de informatie bereikte dat het Perzische leger hun richting opvoer, vroegen zij de Atheners om hun hulp. Die steun werd hen niet geweigerd, maar de Atheners boden als helpers aan de 4000 kolonisten van het land van de Chalkidische paardenfokkers.[7] De Eretriërs hadden echter geen enkel goed plan. Zij riepen wel de hulp in van de Atheners, maar hielden er totaal verschillende gedachten op na: sommigen van hen overwogen de stad te verlaten het bergland van Euboia in, anderen verwachtten door de Perzen er persoonlijk beter op te worden en bereidden de overgave voor. Aischines, zoon van Nothon, die een prominent leider van de Eretriërs was en besefte hoe ernstig het meningsverschil was, wees de Atheners die gekomen waren op de problemen die hen te wachten stonden en drukte hen op het hart naar hun eigen land terug te keren[8] om niet ook zelf te gronde te gaan.
Inname van Eretria
[101] De Atheners luisterden naar het advies van Aischines en brachten zichzelf in veiligheid door naar Oropos[9] over te steken. De Perzen koersten met hun schepen direct af op het gebied van Eretria en landden bij Tamynai, Choireai en Aigilia, waarna zij onmiddellijk hun paarden van boord brachten en voorbereidingen troffen om tegen hun vijanden op te trekken. De Eretriërs waren niet van plan hen tegemoet te komen en slag te leveren, maar maakten zich druk hoe zij zich achter de stadsmuren stand konden houden, want de meerderheid wilde de stad niet verlaten. Er volgde een heftige bestorming van de stadsmuur en zes dagen lang vielen er aan beide kanten vele slachtoffers. Op de zevende dag gaven Euforbos, zoon van Alkimachos, en Filagros, zoon van Kyneas, prominente burgers, de stad aan de Perzen over. Eenmaal de stad binnengekomen plunderden zij de heiligdommen en staken die in brand als straf voor het platbranden van de heiligdommen in Sardes.[10] De mensen werden tot slaaf gemaakt, overeenkomstig de instructies van Dareios.
[1] Volgens de mythe bracht de godin Leto, op de vlucht voor de wraak van Hera, na vele omzwervingen de tweeling Apollo en Artemis ter wereld op het eiland Delos.
[2] Een ongeloofwaardig hoog bedrag, des te meer als een talent hier wordt opgevat als gewichtssoort (vgl. hfdst. 46, opm. 7); misschien verwart de schrijver het e.e.a. met een andere, goedkopere muntsoort uit het oosten die hij niet kende.
[3] Met een lichte ondertoon van verwijt wegens landverraad; in hfdst. 99 wordt hun “deelname” genuanceerder uitgelegd (vgl. opm. 6).
[4] In het geval van de laatste twee een misvatting, want de schrijver doet het voorkomen alsof de twee namen etymologisch aan elkaar verwant zijn, wat niet zo is: Khashayarsha betekent ‘heerser over helden’ en Arthakhshathra ‘wiens heerschappij door waarheid is’.
[5] De eilanden die nog niet overmeesterd waren, in dit geval de Kykladen, de in een cirkel, kyklos (Gr. κύκλος), gelegen eilandengroep onmiddellijk ten oosten van Attika.
[6] Hierdoor dwongen zij de deelname van Grieken aan hun legertocht af.
[7] Vgl. boek 5, hfdst. 77, waar verteld wordt hoe (in 506 vóór Christus) Athene haar eerste kolonie stichtte op Euboia.
[8] Deze repatriëring was mogelijk, omdat zij als kolonisten, klerouchoi (Gr. κληροῦχοι), het Atheens burgerrecht hadden behouden.
[9] Direct aan de overkant van de Zee van Euboia gelegen, in het noorden van Attika.
[10] Zoals beschreven in boek 5, hfdst. 102, officieel de aanleiding voor de Perzen om zich op de Grieken te wreken.