Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Kleomenes’ interventie

[70] Nu Isagoras op zijn beurt de verliezer was, kwam hij van zijn kant met een list. Hij riep de hulp in van de Lakedaimoniër Kleomenes, met wie hij bevriend was geraakt na de belegering van de Peisistratiden. (Kleomenes werd er trouwens van verdacht een verhouding te hebben met de vrouw van Isagoras.) Aanvankelijk stuurde Kleomenes een gezant naar Athene met het verzoek Kleisthenes te verbannen en samen met hem vele andere Atheners die volgens hem met een vloek beladen waren.[1] Deze boodschap verkondigde hij op instructie van Isagoras. De Alkmeoniden en hun medestanders kregen de schuld van die moord, maar hijzelf noch zijn vrienden hadden hierin een aandeel.

Met een vloek beladen

[71] De ‘met een vloek beladen’ Atheners hadden die naam door de volgende gebeurtenis gekregen. De Athener Kylon had op de Olympische Spelen een overwinning behaald en ambieerde de tirannie. Hij bouwde een vriendenkring op van leeftijdgenoten en probeerde de burcht[2] in handen te krijgen, maar toen dat mislukte, nam hij als smekeling plaats bij het godenbeeld.[3] Door de leiders van de scheepsdistricten die op dat moment het dagelijks bestuur over Athene voerden, werden zij weggehaald met de belofte dat hen niet de doodstraf zou wachten. Het was de schuld van de Alkmeoniden dat zij tóch werden gedood. Dit gebeurde vóór de tijd van Peisistratos.[4]

De Akropolis tijdelijk bezet

[72] Toen Kleomenes via zijn gezant Kleisthenes en de ‘vervloekten’ wilde verbannen, maakte Kleisthenes zich uit de voeten. Kleomenes dook even later toch in Athene op met een kleine troepenmacht. Direct na zijn komst verdreef hij 700 ‘vervloekte’ families, door Isagoras aangewezen. Toen hij dit had gedaan, probeerde hij vervolgens de gemeenteraad[5] op te heffen en speelde belangrijke posities toe aan 300 medestanders van Isagoras.

Maar de gemeenteraad verzette zich en weigerde haar medewerking, waarop Kleomenes en Isagoras en zijn aanhangers de burcht bezetten. De rest van de Atheners was eensgezind en zij belegerden hen twee dagen lang. Op de derde dag gold er een wapenstilstand en alle Lakedaimoniërs die zich onder hen bevonden, verlieten het land.

Voor Kleomenes kwam een voorspelling uit: toen hij de burcht beklom en die in handen wilde krijgen, ging hij naar het allerheiligste van de godin om tot haar het woord te richten. De priesteres echter stond op van haar zetel en sprak, nog voordat hij de drempel was gepasseerd: “Vreemdeling uit Lakedaimonia, ga terug en betreed de tempel niet; aan Doriërs is het niet toegestaan hier te verschijnen.” Hij zei: “Mevrouw,  ik ben geen Doriër, maar Achaiër!”[6]

Zonder haar woorden in acht te nemen deed hij zijn aanval en werd daarop met zijn Lakedaimoniërs teruggedreven. De anderen werden door de Atheners geboeid afgevoerd en terechtgesteld, onder wie Timesitheos uit Delfi, over wiens daden die van kracht en moed getuigen ik geweldige dingen kan vertellen.[7]

Gezanten naar Sardes

[73] Deze mannen werden in de boeien geslagen en ter dood gebracht. De Atheners riepen hierna Kleisthenes en de door Kleomenes verdreven 700 families terug en stuurden gezanten naar Sardes, omdat zij een bondgenootschap wilden aangaan met de Perzen. Zij waren er zeker van dat zij de Lakedaimoniërs en Kleomenes in een oorlog met henzelf hadden betrokken. Toen de gezanten waren aangekomen en verkondigden wat hen was opgedragen, vroeg Artafrenes, zoon van Hystaspes, de gouverneur van Sardes, wie zij wel waren en waar ter wereld woonachtig, dat zij erom vroegen bondgenoten te worden van de Perzen. Zijn reactie op de uitleg van de gezanten was kort: “Als de Atheners koning Dareios land en water geven, zou ik een bondgenootschap met hen sluiten, zo niet, beveel ik u te vertrekken.”[8] Na de hoofden bij elkaar te hebben gestoken gingen de gezanten accoord, want zij wilden het bondgenootschap aangaan. Thuisgekomen werd hen dit zwaar aangerekend.[9]

Lakedaimoniërs nemen Eleusis in

[74] Kleomenes realiseerde zich dat hij in woorden en daden door de Atheners belachelijk was gemaakt en bracht een leger uit de gehele Peloponnesos op de been, zonder uit te leggen met welke bedoeling hij dat deed: hij wilde wraak nemen op het Atheense volk en Isagoras als tiran aan de macht helpen. Deze had samen met hem de burcht verlaten. Met een grote legermacht viel Kleomenes Eleusis binnen, de Boiotiërs bezetten volgens afspraak Oinoë en Hysiai, districten aan de rand van Attika,[10] en de Chalkidiërs plunderden Attische gebieden aan de andere kant.[11] Hoewel de Atheners nog aarzelden, zouden zij later op de Boiotiërs en Chalkidiërs terugkomen en namen hun stellingen in tegenover de Peloponnesiërs die in Eleusis waren.

Nieuwe regels

[75] Toen het moment was gekomen voor de legers om het gevecht aan te gaan, waren de Korinthiërs, die beseften dat zij niet rechtvaardig handelden, de eersten om zich te bedenken en trokken zich terug, gevolgd door Demaratos, zoon van Ariston, ook hij koning van de Spartiaten, die het leger uit Lakedaimon had helpen wegleiden en daarvóór geen meningsverschil had met Kleomenes. Naar aanleiding van die onenigheid is in Sparta een regel ingesteld die het onmogelijk maakt dat beide koningen meegaan, wanneer een leger eropuit trekt. Tot dan toe werd het door beide vergezeld. Als een van hen geen dienstplicht had, bleef ook een van de Tyndariden thuis.[12] Voorheen gingen ook zij beiden mee als hun helpers. Toen dan de andere bondgenoten in Eleusis zagen dat de koningen van de Lakedaimoniërs ruzie maakten en de Korinthiërs hun stellingen hadden verlaten, trokken ook zij zich terug.

Doriërs in Attika

[76] Dit is de vierde keer geweest, dat Doriërs naar Attika kwamen: twee keer vielen zij binnen om oorlog te voeren, twee keer steunden zij de Atheense bevolking. De eerste keer was, toen zij Megara tot hun kolonie maakten (dit is de juiste benaming voor de expeditie die plaatsvond in de tijd dat Kodros koning was in Athene); de tweede en derde keer was, toen zij vanuit Sparta waren gekomen om de de zonen van Peisistratos te verdrijven, en de vierde keer, toen Kleomenes de Peloponnesiërs aanvoerde bij hun inval in Eleusis.

Dat was dus de vierde keer, dat Doriërs Attika binnenvielen.


[1] Uit het vervolg blijkt pas dat een moord de reden was van de vloek.

[2] De brontekst maakt melding van de akropolis (Gr. ἀκρόπολις), algemene benaming voor een vesting.

[3] Dat van Athena Polias (Gr. Πόλιας), beschermster van de stad; het beeld stond in het Erechtheion. 

[4] Deze gebeurtenis moet hebben plaatsgevonden in 632 vóór Christus.

[5] De door Kleisthenes tot 500 man hervormde boule (Gr. βουλή), die nu uit vertegenwoordigers van het volk bestond.

[6] Kleomenes beroept zich op zijn nakomelingschap van Herakles, die uit Argos in Achaia kwam.

[7] Timesitheos was een gevierd overwinnaar op het pankration, de zwaarste gevechtsdiscipline op de oud-Griekse sportevenementen.

[8] Artafrenes eist totale onderwerping aan de Perzen (zie voor de uitdrukking “land en water geven/vragen” voetnoot 21 bij hfdst. 17); misschien hebben de gezanten de uitdrukking niet begrepen en letterlijk opgevat.

[9] Vanaf dat moment was de rol van Kleisthenes uitgespeeld; zijn naam wordt verder nergens meer genoemd.

[10] Oinoë en Hysiai lagen aan weerszijden van het Kithairongebergte, de laatste op Boiotisch grondgebied.

[11] D.w.z. noord-oostelijk Attika.

[12] Een verwijzing naar het geloof bij de Lakedaimoniërs dat ook de beschermgoden van de stad Sparta, Kastor en Pollyx, aan legerexpedities deelnamen.