[126] Tot zover die gebeurtenissen. Artabazos, zoon van Farnakes,[1] vroeger al bij de Perzen een man van aanzien en na de gebeurtenissen bij Plataiai zelfs nog meer, begeleidde met 60.000 manschappen uit het door Mardonios geselecteerde leger de koning tot aan de oversteek. Toen deze Klein-Azië had bereikt, kwam hijzelf op de terugweg bij Pallene.[2]
Belegering van Poteidaia en Olynthos
Nu Mardonios zijn winterkampen had opgeslagen in Thessalia en Makedonia en er voor hemzelf nog geen enkele urgentie was om zich bij de rest van het leger te voegen,[3] vond hij het onverstandig om Poteidaia, dat hij in rebellie aantrof, niet volledig te onderwerpen. Omdat de Perzische vloot hals over kop Salamis had verlaten en de koning hun stad links had laten liggen, waren zij openlijk in opstand gekomen tegen de Perzen en met hen andere bewoners van Pallene.
[127] Dat was het moment waarop Artabazos Poteidaia belegerde. Hij kreeg het vermoeden dat ook de Olynthiërs in opstand wilden komen tegen de koning, en belegerde ook hun stad. Die was in handen van Bottiaioi die door de Makedoniërs uit de Golf van Therme waren verjaagd. De belegering resulteerde in hun onderwerping, waarna hij hen naar een meer liet wegvoeren en executeren. Het bestuur van de stad droeg hij over aan Kritoboulos van Torone en mensen uit Chalkidike, wat verklaart dat Chalkidiërs in het bezit van Olynthos kwamen.
[128] Na haar onderwerping richtte Artabazos zijn aandacht volledig op Poteidaia. Terwijl hij daar druk mee bezig was, onderhandelde Timoxeinos, de legeraanvoerder van de Skionaioi,[4] met hem over capitulatie. Hoe ze daartoe kwamen, kan ik niet vertellen, want daarover bestaan geen mededelingen.
Correspondentie per pijl
Het liep echter ongeveer zo af. Telkens wanneer Timoxeinos een bericht schreef en die naar Artabazos wilde versturen of andersom Artabazos naar Timoxeinos, wikkelden ze het over de inkepingen van een pijl en staken er de veren in.[5] Ze schoten dan het briefje naar een afgesproken plek. Timoxeinos’ pogingen tot verraad van Poteidaia bleven echter niet onopgemerkt. Artabazos schoot eens naar de afgesproken plek, maar miste die en trof een Poteidaiër in de schouder. Een menigte mensen dromde samen om de gewonde heen, zoals te verwachten is in een gevechtssituatie. Zij raapten de pijl meteen op en brachten die bij hun legeraanvoerders, omdat hen het briefje was opgevallen. Er waren ook bondgenoten uit andere steden op Pallene. De legeraanvoerders lazen het briefje en maakten op wie achter het verraad zat, maar besloten Timoxeinos niet te confronteren met zijn verraad. Zij hielden rekening met Skione en wilden voorkomen dat voortaan de Skionaioi altijd als verraders werden beschouwd.[6]
Eb en vloed
[129] Ongeveer zo was hij tegen de lamp gelopen. Toen er met het beleg door Artabazos drie maanden waren voorbijgegaan,[7] trok de zee zich ver terug en brak er een langdurige periode van eb aan. De Perzen ontdekten een doorwaadbare plaats en probeerden erlangs te glippen naar Pallene. Maar toen ze twee vijfde van de afstand hadden belopen en er nog drie vijfde te gaan waren, die ze hadden moeten afleggen om midden op Pallene te staan, kwam met de vloed het zeewater hoog te staan. Hoewel het vaak voorkwam, was het nog nooit zo hoog geweest volgens de inwoners van Poteidaia.[8] De Perzen die niet konden zwemmen, verdronken; anderen die dat wel konden, werden door de Poteidaïeten, die op boten op hen afvoeren, gedood. De laatsten wijten de vloed en de Perzische ramp aan het feit dat uitgerekend die Perzen die door het zeewater omkwamen, geen eerbied toonden jegens de tempel en het beeld van Poseidon[9] in een van de buitenwijken. Ik denk dat zij met deze beschuldiging het bij het juiste eind hebben.
De soldaten die het hadden overleefd, werden door Artabazos naar Mardonios in Makedonia teruggebracht.
[1] Artabazos wordt al in boek 7, hfdst. 66 genoemd, maar heeft dan nog geen uitzonderlijke prestaties geleverd.
[2] Westelijk schiereiland in Chalkidike, niet te verwarren met de gelijknamige Attische deme.
[3] Hij zou dan het hoofdcommando over zijn troepen weer aan Mardonios moeten afdragen.
[4] Hij is wschl. vanuit Pallene, dat hij had helpen bevrijden, met zijn troepen naar Poteidaia overgekomen.
[5] Het papier werd dus met de veren aan de schacht vastgeprikt.
[6] Het is ook goed mogelijk dat zij Skione een te belangrijke bondgenoot vonden om ermee in conflict te komen.
[7] Inmiddels moet het ongeveer maart 479 voor Christus zijn.
[8] Lezen we hier de allereerste beschrijving uit de historie van een tsunami? In boek 7, hfdst. 129 wordt hij ook genoemd als de veroorzaker van bevingen in dat gebied.
[9] Niet de eerste de beste, want naar deze god was de stad vernoemd.